handelspost
Nederlands
Woordafbreking
- hanĀ·delsĀ·post
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van handel zn en post zn met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handelspost | handelsposten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
handelspost m [1]
- plaats of nederzetting waar men handel drijft
- De gewone omgangstaal van de Nederlandse kolonisten en de inheemse bevolking bleef wel het Portugees, maar in formele situaties was het Nederlands gebruikelijk. Dat kwam omdat de Nederlanders niet enkel de handelsposten bewoonden, maar ook overheidsfuncties op zich namen in Ceylon.[2]
- Zo is een oude Mesopotamische handelspost in gevaar, net als een 4500 jaar oude stad waar duizenden kleitabletten werden bewaard. Ook een kapel met de oudste afbeelding van Jezus Christus wordt bedreigd, blijkt uit het rapport waarover The Washington Post zaterdag bericht.[3]
Verwante begrippen
- handelsstad, handelskolonie
Gangbaarheid
- Het woord handelspost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'handelspost' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 25 JULI 2017
- Volkskrant 20 december 2014
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.