vishandel
Nederlands
![](../I/m/Vishandel_Hartevelt_%26_Zn_-_Stationsplein_Leiden_(27645088643).jpg)
vishandel op straat
Woordafbreking
- vis·han·del
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vis en handel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vishandel | vishandels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
vishandel m [1]
- Een inspecteur van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bezoekt elke maand tientallen restaurants, toko’s, bakkerijen, slagerijen en vishandels. [2]
Gangbaarheid
- Het woord vishandel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vishandel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.