handelen

Niet te verwarren met: handeln, handlen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  handelen    (hulp, bestand)
  • IPA: //hɑndələ(n)//
Woordafbreking
  • han·de·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘doen, behandelen’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
  • Afkomstig van het Oudhoogduitse woord hantalôn.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
handelen
handelde
gehandeld
zwak -d volledig

Werkwoord

handelen

  1. inergatief iets doen, al of niet met de handen, optreden
    • Zij handelden daarin erg onzorgvuldig. 
  1. inergatief handel drijven
    • De Nederlanders handelden met vele landen langs de kust van de Indische Oceaan. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord handelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • han·de·len
Naar frequentie 12188

Zelfstandig naamwoord

handelen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van handel
Schrijfwijzen


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • han·de·len
Naar frequentie 5545

Zelfstandig naamwoord

handelen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van handel


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • han·de·len

Zelfstandig naamwoord

handelen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van handel
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.