Stadsgewestelijk Materieel

Het Stadsgewestelijk Materieel (SGM) (officieel ook wel aangeduid als Plan Y of Elektrisch Materieel '74) van de Nederlandse Spoorwegen is het eerste Nederlandse spoorwegmaterieel dat specifiek is ontwikkeld voor stadsgewestelijk vervoer. De officiële bijnaam van het materieel was Sprinter, een term die later bij de NS ook werd gebruikt voor de Sprinter Lighttrain en uiteindelijk het begrip stoptrein heeft vervangen (zie Sprinter (treindienstsoort)).

Stadsgewestelijk Materieel
TypeVier versies:
  • (1): SGM-0 SGM-II
  • (2): SGM-1 SGM-II
  • (3): SGM-1 SGM-III
  • (4): SGM-2 SGM-III
Aantal15 (1)
15 (2)
45 (3)
15 (4)
Serieorigineel / na revisie:
  • 2001-2015 / 2111-2125 (1)
  • 2021-2035* / 2131-2145 (2)
  • 2836-2880* / 2936-2980 (3)
  • 2881-2895 / 2981-2995 (4)
VervoerderNS Reizigers
Indienststelling1975 (1)
1978 (2)
1978/1983* (3)
1983 (4)
Uit dienst2018: AB van 2949 en 2970
2019: 2111, 2114, 2117-2121, 2123-2125, 2131, 2959, 2982, 2986 en 2987. 2020: 2116, 2133, 2141, 2145, 2937, 2945, 2947, 2954, 2955 en 2965.
Samenstellingvan de bakken

ABk + Bk (1+2)
Bk + AB + Bk (3+4)

AsindelingBo'Bo' + Bo'Bo (1+2)
Bo'Bo' + 2'2' + Bo'Bo (3+4)
Massa106 ton (1+2)
142 ton (3+4)
Lengte over buffers52.2 m (1+2)
78.7 m (3+4)
Breedte2,80 m
Hoogte3,89 m
Maximumsnelheid120 km/h (125 km/h[1])
Vloerhoogte1,23 m
DeurenPneumatische zwenk-zwaaideuren
6 per zijde (1+2)
8 per zijde (3+4) (9 na revisie)
Deurbreedte1300 mm
Aantal zitplaatsen2 bakken: (1+2)
1e klasse: 24,
2e klasse: 80,
klapzittingen: 38
3 bakken: (3+4)
1e klasse: 36,
2e klasse: 128,
klapzittingen: 58
Techniek
Stroomsysteem1,5 kV gelijkspanning
Voedingelektrodynamisch
Vermogen8 x 160 = 1280 kW
Aantal motoren8
TreinbeïnvloedingATB EG
TreinradioGSM-R
Remsysteem* Elektropneumatisch aangestuurde luchtdrukrem (stand R) van Oerlikon-Bührle
* ED-rem
* Automatische lastafremming
* Schijfremmen
RemopschriftenO-RA ep ed (D) (kopbakken)
O-RA ep (D) (middenbak)
KoppelingScharfenberg
Portaal    Openbaar vervoer
Verkeer & Vervoer

Geschiedenis

In 1970 voerde de Nederlandse Spoorwegen met Spoorslag '70 een strikte scheiding in tussen stoptrein en intercity. Reeds een jaar eerder werd het toekomstplan Spoor naar '75 geïntroduceerd, waarin nieuwe spoorlijnen en voorstadshaltes werden voorgesteld. In dit plan werden de Schiphollijn, de metro naar Amsterdam-Zuidoost en de Oostlijn van de Rotterdamse metro, de Zoetermeer Stadslijn en de heropening van de spoorlijn naar Veenendaal en Rhenen genoemd en ook uitgevoerd.

Voor deze projecten achtte de NS het destijds nieuwe stoptreinmaterieel Mat '64 niet geschikt, vanwege de korte halteafstanden. Reeds uit 1966 dateert dan ook het ontwerp van het Buurtspoormaterieel, dat ook zou moeten kunnen rijden op de metrolijnen in Amsterdam. Zo zouden de treinen vrij laag worden, en geschikt zijn voor zowel 1500 V via bovenleiding als 750 V via de derde rail. De twee- of vierwagentreinen zonder overgang tussen de bakken zouden moeten kunnen vertrekken vanaf een helling van 4% en een maximumsnelheid van 125 km/h moeten hebben. Ook zouden de treinen voorbereid zijn op automatische besturing. Tot 1969 werd aan dit idee vastgehouden.

In het begin van de jaren 70 maakte ir. N.H.C.E. Zeevenhoven van de dienst van Materieel en Werkplaatsen enkele schetsen van een dubbeldekstrein met een zogenaamde splitvloer (verlaagde vloer met zittingen op podesten). Van dit plan kwam niets meer terecht, waarna men de aandacht richtte op enkeldekstreinstellen.

Er kwam een onderzoek naar de mogelijkheid tot gebruik van treinstellen zoals die sinds 1967 in gebruik waren bij het RER-net van de RATP type MS 61. Deze treinen waren in aanschaf voordeliger dan een geheel nieuw type voorstadstreinstel, en ook had de RATP goede ervaringen met deze treinen. Een driewagentreinstel zou 2,7 miljoen gulden (€1,23 miljoen) kosten, tegen 2,3 miljoen gulden (€1,05 miljoen) voor een tweewagenstel SGM. Nadelen van deze Franse treinen waren voor de NS:

  • minder snelle reizigerswisselingen vanwege de coachopstelling van het interieur;
  • ongeschikt voor de natte reiniging van het interieur;
  • de schuifdeuren en de slechte ervaringen met dit type in de dieseltreinen Plan U;
  • de zwakke, onveilige constructie van de machinistencabine;
  • enkelglas, sinds 1933 niet meer bij de NS toegepast;
  • geen bestemmingsaanduidingen;
  • de verouderde techniek (ongeveer gelijk aan Mat '64);
  • een afwijkende elektrische installatie, waarbij op bovenleidingloze bruggen de binnenverlichting zou uitvallen;
  • het hoge gewicht;
  • het probleem van de fabrikanten: de NS verwachtte bij gebruik van Nederlandse bedrijven kinderziekten; anderzijds zou het uitsluiten ervan imagoverlies opleveren.

De NS besloot de MS 61 niet aan te schaffen en verder te gaan met de ontwikkeling met een eigen type treinstel, aanvankelijk "Buurtspoormaterieel" genoemd.

Bij deze ontwikkeling werd er door de NS uitgegaan van:

  • een comfortabele en snelle instap; maximaal 1 trede;
  • hoge aanzet en beremming, voor ieder 1 m/s²;
  • aanzet van 0 tot 50 km/h in 18 sec., tot 100 km/h in 50 sec. en tot 120 km/h in 80 sec.;
  • geschikt voor halteafstanden van 1,5 kilometer en haltetijden van maximaal 20 seconden;
  • een moderne, compacte kopvorm;
  • een moderne, ergonomisch verantwoorde en veilige inrichting van de machinistencabine
  • minimum levensduur van 25 à 30 jaar;
  • twintigduizend kilometer tussen twee werkplaats-revisies;
  • massa van circa 95 ton;
  • voldoende vermogen om een extra tussenrijtuig van 26,1 meter, met ongeveer 35 ton massa, te trekken.

Fabrikanten

In 1972 besloot de NS tot aanschaf van 15 proeftreinen (Plan Y0) volgens een offerte van de Duitse treinfabrikant Talbot uit Aken.

Met de volgende fabrikanten werden contracten afgesloten voor de bouw van verschillende onderdelen:

Onderdeel Toeleverancier
Rijtuigbakken Talbot-Aken
Electropneumatische rembesturing, antiblokkeerinstallatie Oerlikon-Bührle
Compressoren Westinghouse
Snelheidsregeling, snelschakelaar Sécheron
Stroomafnemers Faively
Elektrische installatie Holec: (HH-Hengelo)
Elektrische apparatuur Holec: (Smit-Slikkerveer)

(nu: Alstom)

Draaistellen SIG Neuhausen am Rheinfall
Hoogspanningselementen van de verwarming Clémancon
Remschijven en -cilinders BSI-Werke
Zijramen Süd-Böhl
Retourstroomkabels en -borstels La Carbone-Lorraine
Batterijen Nife
ATB ASI
Wielen Klöckner-Müller
Pneumatische deuren Tebel Pneumatiek – Leeuwarden
Wielaslagers en lagerhuizen SKF
Automatische koppelingen, kortkoppelingen tussen rijtuigen Noord Nederlandse Machinefabriek
Interieur- en stuurtafelverlichting Philips
Tandwielkasten Metaalbedrijf Rademakers
Snelheidsmeters Observator
Omroepinstallatie PTT en Multiper
Voedingsomzetters van de ATB- en omroepinstallatie Delta Elektronica

Talbot maakte in reeds 1972 een mock-up met een cabine en een raam, waarin aan de ene kant een eerste klasse en aan de andere kant een tweede klasse was aangebracht. In 1979 werd deze cabine door de NS gekocht en van knoppen en een koppeling voorzien. De kop stond tot 2005 in het voormalige Maliebaanstation en is sindsdien in gebruik als simulator in het vernieuwde Spoorwegmuseum.

Aflevering

Sprinter in oorspronkelijke kleurstelling te Station Amsterdam Centraal in de jaren tachtig.
Sprinter tijdens een persbezichtiging van de nieuwe spoorlijn door de Hemtunnel; 11 mei 1983.
Sprinter te Hoek van Holland; 1990.
Kop van een Sprinter in de Hoofdwerkplaats Haarlem.

De Sprinters zijn gebouwd door Talbot (nu: Bombardier Transportation) in Aken.

Op 7 maart 1975 werd de 2001 afgeleverd, vlak na de aflevering van de elfde serie Plan V, die in totaal uit 13 series bestaat. Deze 2001 reed op 26 maart zelfstandig op de Hofpleinlijn. Als laatste trein van de eerste serie werd op 4 november 1975 de 2015 afgeleverd. De oudste Sprinters zijn dus ouder dan de nieuwste treinen Mat '64.

De in mei 1977 bij Talbot bestelde serie van 60 treinstellen SGM-1 (Plan Y1) welke vanaf 28 september 1978 werden afgeleverd.

In juni 1981 werden 60 niet gemotoriseerde middenrijtuigen besteld (Plan Y2) om snel meer zitplaatscapaciteit te creëren door de tweewagen-treinstellen tot driewagen-treinstellen te verlengen. Nog voor de aflevering van deze 60 tussenrijtuigen opgang kwam, bestelde NS in september 1981 nog eens 15 tweewagen-treinstellen (Plan Y3), welke in 1983 direct als driewagen-treinstellen met een tussenrijtuig uit de bestelling van juni 1981 als SGM-2 in dienst werden gesteld.[2]

Technische gegevens

Om deze diensten effectief te kunnen uitvoeren was materieel nodig dat weinig tijd nodig had voor in- en uitstappen (dus veel deuren) en snel kon optrekken (dus veel motorvermogen). Deze eigenschappen maakten dat officiële bijnaam Sprinter werd. Acht motoren van ieder 160 kW leverden een vermogen van 1280 kW, waarmee de tweedelige treinstellen van 0 naar de topsnelheid van 125 km/h kunnen accelereren in 72 seconden (ter vergelijking een viertje Mat '54 woog 210 ton bij een vermogen van 1310 kW). Een elektrodynamische rem zorgt voor geringe slijtage van de remblokken. Ook de driedelige treinstellen kregen de naam Sprinter, hoewel ze door het hogere gewicht en het ontbreken van motoren in het middelste rijtuig lang niet zo snel konden optrekken. De rij- en remweerstanden zijn op het dak geplaatst.

Cabine

In de cabine van een Sprinter bedient de machinist de trein. De snelheid kan zowel handmatig als automatisch geregeld worden. Een Sprinter heeft voor de automatische regeling 8 drukknoppen (40, 60, 70, 80, 90, 100, 110, 120 km/h) om de snelheid te kiezen. Meldlampjes in de snelheidsmeter tonen de ingestelde snelheid. Door een lagere snelheid te selecteren, maar ook door bediening van het rijremhandel kan worden geremd. Bij een remming met het rijremhandel vervalt automatisch de ingestelde snelheid: na het loslaten van de rem moet de snelheid opnieuw worden gekozen.

Sinds enige tijd is SGM uitgerust met een intermitterende dodemaninrichting. Het dodemanpedaal moet tijdens de rit continu ingedrukt worden gehouden. Als het pedaal 60 seconden ingedrukt is geweest, licht de meldlamp "dodeman" op en na 2,5 seconden klinkt ook een zoemer. Het pedaal moet nu kortstondig losgelaten worden, anders voert de dodeman een snelremming uit.

Treinstellen 2001-2015

De tweedelige Sprinters 2001-2015 werden in 1975 gebouwd. Omdat de treinstellen dienst zouden gaan doen op de Zoetermeerlijn en de geplande stadsspoorweg tussen Utrecht en Nieuwegein werden toiletten, eerste klasse en een doorloop tussen beide bakken achterwege gelaten. Hoewel de verbinding met Nieuwegein nooit is uitgevoerd als spoorweg, konden deze treinstellen wel 'Nieuwegein' als eindbestemming op de koersrol tonen. De 2014 en 2015 zijn bij wijze van proef in dienst gekomen met een chopper-vermogensregeling in plaats van de weerstandsregeling van de overige treinstellen. Deze proeven verliepen niet succesvol. Nadat de twee treinstellen enkele jaren aan de kant gestaan hadden, werd in 2000 met succes een nieuwe choppervermogensregeling op basis van IGBTs ingebouwd als proef voor de te moderniseren driewagenstellen.

Treinstellen 2021-2035, 2036-2080 (2836-2880) en 2836-2895

De vervolgserie (2021-2080) werd gebouwd in 1978-1980. Deze treinstellen hadden wel een toilet en een doorloop tussen de beide rijtuigen. De treinstellen 2036-2080 werden in 1983 verlengd met een niet aangedreven tussenrijtuig, met daarin ook een eerste klas-afdeling. Anders dan de kopbakken kregen deze tussenbakken maar twee balkons. De treinstelnummers werden hierbij gewijzigd in 2836-2880. Talbot heeft de 2881-2895 direct als 'drietje' geleverd. Door het ontbreken van motoren onder de middenbak trokken deze treinstellen langzamer op dan de 'tweetjes'.

In totaal waren er toen 30 tweedelige Sprinters (2001-2015 en 2021-2035) en 60 driedelige Sprinters (2836-2895).

Serie- en parallelschakeling

De motoren konden zowel allemaal in serieschakeling als in twee parallel geschakelde groepen gevoed worden. In deze laatste schakeling had men meer vermogen ter beschikking, zij het met een hoger energieverbruik. Omdat de parallelschakeling weinig gebruikt werd, is om energie te besparen bij de tweewagenstellen die nog over waren in de jaren 80 deze schakeling geblokkeerd, en konden de motoren alleen in serie geschakeld rijden.

Concepten

CityPendel op de Zoetermeer Stadslijn

SpitsPendel

De 2027 en 2029 werden in 1994 verbouwd tot zogenaamde SpitsPendels en daarna ingezet tussen Rotterdam Centraal en Vlaardingen tijdens de spitsuren. De verbouwing had als doel het in- en uitstappen te versnellen en een verhoogde capaciteit te creëren. Er werden zitplaatsen vervangen door klapzittingen en staanplaatsen gemaakt door grijpstangen in te bouwen. Tevens werden de toegangen tot de balkons vergroot. De eerste klasse werd verwijderd. De 2027 heeft enige tijd met totaalreclame voor het Algemeen Dagblad gereden.

Strandsprinter

Omdat de Intercity's serie 800/900 tussen Zandvoort aan Zee en Eindhoven Centraal/Maastricht in de jaren 90 te lang werden om te stoppen langs de perrons op de stations van Overveen en Zandvoort aan Zee, werden deze series vanaf de dienstregeling 95/96 ingekort tot Haarlem. De routemanager van het traject Haarlem - Zandvoort kon twee Sprinters SGM-II inzetten: de 2026 en 2028. Deze kregen voor deze lijn een speciaal kleurenschema: aan de buitenkant de tekst "Strandsprinter" en diverse gekleurde strandballen. De strandballen werden na korte tijd weer verwijderd.

CityPendel

In 1997 werden alle tweedelige Sprinters omgebouwd tot Stadspendel, voor inzet op de Zoetermeer Stadslijn en Hofpleinlijn. Later werd de term gewijzigd in CityPendel. De schotten tussen de afdelingen en balkons werden verwijderd, waardoor de treinstellen een meer metro-achtig interieur kregen, dus minder stoelen en meer staanplaatsen. Deze treinen kregen al gauw de bijnaam sta-trein. Ook kenden deze treinstellen geen eerste klas meer. Aan de buitenkant werden de grijze deuren geel geschilderd en ook de blauwe reclamebanen werden verwijderd. De treinen werden daardoor ook wel `bananen` genoemd. De 3-baks treinstellen werden ingericht voor eenmanbediening en daarom onder andere voorzien van een achteruitkijkspiegel aan de rechterkant. De 2-baks treinstellen die altijd op de Zoetermeer Stadslijn hadden gereden, waren hiervoor al geschikt. Enkele stellen waren voorzien van bewakingscamera's. Nadat besloten was ook alle tweedelige stellen alsnog een midlife-revisie te geven werden de stellen weer gelijk gemaakt aan de driedelige stellen.

NachtSprinter

Speciaal voor de inzet in de nieuwe nachttrein Extra Express op de Zoetermeer Stadslijn werd de 2008 in het revisiebedrijf van Haarlem voorzien van een aparte beschildering, bedacht en aangebracht door kunstenaar Peter van Ede. Het was geen succes, mede doordat er in deze trein geen toilet aanwezig was. De trein bestond als zodanig van november 1994 tot april 1995.

SGMm: de gemoderniseerde Sprinter

Twee driedelige Sprinters als trein 7400 naar Rhenen.
Gemoderniseerde Sprinter bij Amsterdam Centraal.
Een vernieuwd tweedelig treinstel te Hekendorp; 2015. Dit treinstel is al veertig jaar in bedrijf

Vanaf de zomer 2003 tot eind 2006 hebben alle driedelige Sprinters een midlife-revisie gekregen in de Deense vestiging van Bombardier te Randers. Het interieur is geheel vernieuwd en de scheidingswanden tussen de balkons en afdelingen zijn nu van glas. Het plafond is hoofdzakelijk in grijs en wit uitgevoerd, de vloer donkergrijs met kleurige spikkels. De middenbak heeft extra deuren gekregen, zodat alle bakken nu evenveel deuren hebben. Ook de tractie-installatie is aangepast, de treinen kunnen nu sneller optrekken. Dit door middel van de inbouw van chopper installaties. De rij/remweerstanden op het dak worden nog steeds gebruikt voor het ED remmen. In het middenrijtuig is de conducteursruimte verdwenen, waardoor de tweede klas is vergroot, en de balkons zijn groter geworden. Geen enkele stoel, ook niet in de eerste klas, heeft armleuningen tussen de stoelen (alleen aan de zijkanten). Het aantal zitplaatsen wordt voor het eerst niet meer aangegeven in de treinen. Ook hebben de treinen nu een automatische halteafroep ingesproken door Loes van der Schaft en een passagiersinformatiesysteem: op elektronische lichtkranten worden de stations met aankomsttijden weergegeven. De buitendeuren sluiten automatisch na enige tijd, dit is dus niet altijd het teken dat de trein gaat vertrekken. De treinen kregen aan beide kanten achteruitkijkspiegels. De gemoderniseerde Sprinters worden aangeduid als SGMm. Ter onderscheid zijn de treinstelnummers verhoogd met 100, zodat deze treinstellen nu de serie 2936-2995 vormen. Ook de kleurstelling is veranderd. Voor het eerst sinds de jaren 70 is de basiskleur niet meer geel, maar wit, aangevuld met blauw en geel.

In september 2006 zijn twee CityPendels naar Denemarken vertrokken, waar bekeken werd of het zinvol was de overige sprinters ook te moderniseren. De uitkomst was positief. Deze revisie is in april 2007 begonnen en duurde tot 2009.[3] De stellen zijn uit Denemarken teruggekomen met een nummer in de 2100-serie, hiervoor is het stelnummer met 110 verhoogd, zodat er geen cijfers zijn die voorheen door Stoptreinmaterieel '90 zijn gebruikt. De 15 stellen uit de eerste serie zijn bij de revisie voorzien van een bakovergang en alle 30 stellen zijn weer voorzien van een eerste klasse reisgelegenheid. Het energieverbruik van de treinstellen is na de modernisering met 25% verminderd.

Er reed een SGMm (2973) met ledverlichting rond als proef.

Buitendienststelling en afvoer

Vanaf 9 december 2018 begon de indienststelling van de opvolger van de SGM, de Sprinter Nieuwe Generatie (SNG) en zullen de SGM's geleidelijk buiten dienst worden gesteld.[4] Inmiddels staan een aantal stellen met (brand)schade terzijde. Van die treinstellen zijn in april 2018 de eerste rijtuigen voor sloop afgevoerd.

Eind 2019 is de eerste buitendienststelling begonnen. Vanaf 2020 zal de afvoer op grotere schaal plaatsvinden als er voldoende vervangende nieuwe SNG-treinstellen in dienst gesteld zijn. De SGM-treinstellen zullen dan een leeftijd bereikt hebben van 37 à 45 jaar. Diverse onderdelen zullen worden verkocht aan liefhebbers.[5]

  • Rond de periode van 15 december 2019 zijn de stellen 2111, 2114, 2117 t/m 2121, 2123 t/m 2125, 2131, 2959, 2982, 2986 en 2987 als eerste terzijde gesteld.
  • Rond de periode van 1 en 2 februari 2020 zijn de stellen 2116, 2133, 2141, 2145, 2937, 2945, 2947, 2954, 2955 en 2965 terzijde gesteld.

Ongevallen

Spoorwegongeval te Vlaardingen Centrum in 1980 waarbij een Sprinter op zijn kant naast de draaibrug terechtkwam.
  • Op 4 mei 1976 raakten de 2001 en 2008 betrokken bij een ernstig treinongeluk bij Schiedam, waarbij 24 mensen omkwamen. De ABk van de 2008 werd geheel vernield en vervolgens gesloopt. Voor 1,5 miljoen euro bouwde Talbot een nieuwe bak, die afwijkend was van de andere treinen uit deze serie.
  • 15 september 1980: De draaispoorbrug over de haven van Vlaardingen was niet geheel gesloten toen treinstel 2049 met lage snelheid passeerde. De trein ontspoorde hierdoor, kantelde en viel van de brug, maar bleef boven het water hangen. Herstel van de Bk duurde bijna een jaar.
  • De 2057 botste op 27 december 1980 bij Warmond op een werktrein voor de Schiphollijn. Hierbij liep de trein botsschade op.
  • Op 13 december 2003 reed de 2869 bij het kopstation Den Haag Centraal een winkel in doordat deze niet op tijd voor het stootjuk tot stilstand kwam.
  • Op 15 december 2007 is een leeg treinstel op een kopspoor bij Amsterdam Zuid door een stootblok gereden. Het treinstel ontspoorde gedeeltelijk.
  • Op 20 februari 2009 was er een aanrijding met een leeg busje bij Ellecom. De trein werd beschadigd afgevoerd voor reparatie.
  • Op 21 mei 2009 vielen twee doden bij een ongeluk bij een onbewaakte overgang in Teuge (tussen Apeldoorn en Deventer).

Treinsoort sprinter

Met de introductie van SGMm wordt de naam Sprinter op de meeste lijnen waar dit materieel rijdt ook gebruikt als treincategorie in plaats van stoptrein. Ook de nieuwe lighttrains die NS voor dit soort treindiensten gebruikt rijden onder de naam Sprinter. Zie hiervoor het artikel Sprinter Lighttrain.

Inzet

Geschiedenis

Op 1 september 1975 werden de eerste Sprinters ingezet op de Hoekse Lijn tussen Rotterdam en Hoek van Holland, waar een proefbedrijf werd gehouden. Hiervoor werden de treinstellen 2002-2009 gebruikt. Zeven anderen werden voor instructie en proefritten gebruikt, terwijl de 2014 en 2015 lange tijd stilstonden wegens de inbouw van een chopperinstallatie. Toen de Zoetermeer Stadslijn vanaf mei 1977 gedeeltelijk in gebruik werd genomen, werden daar ook Sprinters ingezet. Na de aflevering van de serie SGM-1 werd een aantal treinen op de Zoetermeerlijn versterkt met een derde stel. Ook werden drie treinen ingezet op de Hofpleinlijn. Begin jaren 80 werden ook de serie 5100 Rotterdam Centraal – Den Haag Centraal en 4800/4900 Haarlem – Bloemendaal – Uitgeest/IJmuiden bediend. Later kwamen hier ook andere stoptreindiensten in Noord- en Zuid-Holland bij. Ook kwamen de stellen op de Flevolijn te rijden. Met de komst van het nieuwe dubbeldeksmaterieel verschoven de treindiensten meer richting Utrecht, Brabant en de Zeeuwse lijn.

Later concentreerde het inzetgebied van de Sprinters zich weer voornamelijk in de Randstad. Een opvallende uitzondering hierop was de inzet op de IJssellijn in de stoptreindienst tussen Zutphen en Nijmegen, nodig vanwege de krappe rijtijden, in de stoptreindienst tussen Arnhem en Ede-Wageningen en in de stoptreindienst tussen Apeldoorn, Almelo en Enschede. Door het afvoeren Mat'64 kwamen de Sprinters ook weer elders in het land te rijden.

Inzet van CityPendels

CityPendels werden voornamelijk ingezet op de Zoetermeer Stadslijn, Hofpleinlijn (Rotterdam HofpleinDen Haag Centraal) en Hoekse Lijn (spitspendels Rotterdam CentraalVlaardingen Centrum).

Sinds 3 juni 2006 zette NS, vanwege de verbouwing naar RandstadRail, geen CityPendels meer in op de Zoetermeerlijn en Hofpleinlijn. De vrijgekomen treinstellen werden sinds 10 december 2006 voornamelijk ingezet in diverse spitstreinen en op de pendeldienst van Utrecht Centraal naar het Nederlands Spoorwegmuseum. Ook werden enkele stellen, bijvoorbeeld op de Gooilijn, gebruikt om treinen die werden gereden met SGMm te verlengen.

Vanwege een technische aanpassing aan de SGMm was het in 2008 niet meer mogelijk SGM-II's in te zetten in series waar ook SGMm's rijden. Begin 2009 zijn de laatste ongereviseerde SGM-II's naar Denemarken vertrokken. De SGM-II's die gereviseerd zijn, worden ingezet in combinatie met SGMm, dus met name in de reguliere SGMm-diensten. Inmiddels zijn alle SGM-stellen gereviseerd teruggekomen uit Denemarken en worden ze ingezet in de dienstregeling.

Inzet van de SGMm per 15 december 2019

Serie Treinsoort Route Bijzonderheden
4800 Sprinter Amsterdam Centraal Haarlem Alkmaar Hoorn
5000 Sprinter Den Haag Centraal Den Haag HS Delft Schiedam Centrum Rotterdam Centraal Dordrecht Rijdt niet 's avonds na 20:00 en in het weekend. Vormt tot 20:00 een kwartierdienst met de 5100.
5100 Sprinter Den Haag Centraal Den Haag HS Delft Schiedam Centrum Rotterdam Centraal Dordrecht Vormt tot 20:00 een kwartierdienst met de 5000.
5400 Sprinter Amsterdam Centraal Haarlem Zandvoort aan Zee
7000 Sprinter Apeldoorn Deventer Almelo Hengelo Enschede Rijdt in de spits van/naar Enschede
7400 Sprinter Uitgeest Zaandam Amsterdam Centraal Breukelen Utrecht Centraal Driebergen-Zeist Rhenen Rijdt alleen op werkdagen overdag, op de overige tijden tussen Breukelen en Rhenen vervangen door serie 7300. Wordt in combinatie gereden met SLT
7600 Sprinter Wijchen Nijmegen Arnhem Centraal Zutphen 's Avonds en op zondag alleen tussen Nijmegen en Zutphen Wordt in combinatie gereden met FLIRT.
22200 Intercity Amsterdam Centraal Haarlem Rijdt 2x per dag in de nachten van vrijdag op zaterdag en zaterdag op zondag in beide richtingen.

Interieurfoto's

Zie de categorie SGM van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.