zetten
Nederlands
Woordafbreking
- zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘plaatsen, doen zitten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- (causatief) van zitten: doen zitten.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zetten |
zette |
gezet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
zetten
- op een bepaalde wijze schikken
- (m.b.t. koffie of thee) bereiden, klaarmaken
- iets neerschrijven
- Hij zette zijn handtekening onder het document.
- vastzetten
- wederkerend, (België) plaatsnemen, gaan zitten
- (oude ambacht bij het ontstaan van de boekdrukkunst) letters naast elkaar plaatsen zodat meerdere afdrukken van een document gemaakt kunnen worden
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Aan de dijk zetten
ontslaan
- Alles op alles zetten
risico's nemen om iets voor elkaar te krijgen
- Alles op één kaart zetten
Risico vergroten door één ding uit te kiezen in plaats van meerdere
- Alles op haren en snaren zetten
de uiterste best voor iets doen
- Alles op het spel zetten
alles inzetten en mogelijk alles verliezen
- De kat bij de melk zetten
Iemand erg in de verleiding brengen
- De klok achteruit zetten
Terug naar oude toestanden gaan
- De kroon op het werk zetten
Het werk prachtig voltooien
- De puntjes op de i zetten
De laatste details toevoegen of heel precies werken
- De sokken erin zetten
vluchten
- De tering naar de nering zetten
niet meer uitgeven dan dat je hebt
- Geen zoden aan de dijk zetten
niets opleveren
- Het beste beentje voor zetten
je uiterste best doen
- Iemand de pen op de neus zetten
Streng ondervragen of aanpakken
- Iemand de voet dwars zetten
tegenwerken
- Iemand een bril op de neus zetten
iemand dwingen gehoorzaam te zijn
- Iemand een hak zetten
met iemand een gemene streek uithalen
- Iemand het mes op de keel zetten
allerlei middelen gebruiken om iemand onder druk te zetten
- Iemand iets betaald zetten
wraak nemen of straffen
- Iemand in het zonnetje zetten
op positieve wijze aandacht krijgen (meestal vanwege een bepaald feit) ofwel: op negatieve wijze: iemand bespotten en plagen vanwege een fout
- Iemand naar zijn hand zetten
iemand precies laten doen wat hij wil
- Iemand niet kunnen zetten
niet echt naar iemand luisteren wanneer iemand meepraat
- Iemand op het goede spoor zetten
Goede raad geven
- Iets in de ijskast zetten
met iets niets meer doen
- Iets op touw zetten
iets organiseren
- Kwaad bloed zetten
iemand boos maken
- Op stapel zetten
beginnen met iets
- Op zijn nummer zetten
zeer duidelijk maken dat iets erg ongewenst is
- Strijk en zet gebeuren
erg vaak gebeuren
- Zich schrap zetten
klaarmaken om de klap op te vangen
- Zijn licht niet onder de korenmaat zetten
meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet
- iemand voor het blok zetten
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: aan de kant zetten
- [1]: iemand aan de deur zetten
- iemand een hak zetten
- [1]: iemand in de bloemetjes zetten
- iets op de kaart zetten
- klem zetten
- op individueel regime zetten
- voet aan wal zetten
aan wal gaan
Vertalingen
aan de kant zetten
|
iemand in de bloemetjes zetten
|
klem zetten
|
op individueel regime zetten
|
Gangbaarheid
- Het woord zetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zetten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.