zetten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘plaatsen, doen zitten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • (causatief) van zitten: doen zitten.
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zetten
zette
gezet
zwak -t volledig

Werkwoord

zetten

  1. op een bepaalde wijze schikken
  2. (m.b.t. koffie of thee) bereiden, klaarmaken
  3. iets neerschrijven
    • Hij zette zijn handtekening onder het document. 
  1. vastzetten
  2. wederkerend, (België) plaatsnemen, gaan zitten
  3. (oude ambacht bij het ontstaan van de boekdrukkunst) letters naast elkaar plaatsen zodat meerdere afdrukken van een document gemaakt kunnen worden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Aan de dijk zetten
ontslaan
  • Alles op alles zetten
risico's nemen om iets voor elkaar te krijgen
  • Alles op één kaart zetten
Risico vergroten door één ding uit te kiezen in plaats van meerdere
  • Alles op haren en snaren zetten
de uiterste best voor iets doen
  • Alles op het spel zetten
alles inzetten en mogelijk alles verliezen
  • De kat bij de melk zetten
Iemand erg in de verleiding brengen
  • De klok achteruit zetten
Terug naar oude toestanden gaan
  • De kroon op het werk zetten
Het werk prachtig voltooien
  • De puntjes op de i zetten
De laatste details toevoegen of heel precies werken
  • De sokken erin zetten
vluchten
  • De tering naar de nering zetten
niet meer uitgeven dan dat je hebt
  • Geen zoden aan de dijk zetten
niets opleveren
  • Het beste beentje voor zetten
je uiterste best doen
  • Iemand de pen op de neus zetten
Streng ondervragen of aanpakken
  • Iemand de voet dwars zetten
tegenwerken
  • Iemand een bril op de neus zetten
iemand dwingen gehoorzaam te zijn
  • Iemand een hak zetten
met iemand een gemene streek uithalen
  • Iemand het mes op de keel zetten
allerlei middelen gebruiken om iemand onder druk te zetten
  • Iemand iets betaald zetten
wraak nemen of straffen
  • Iemand in het zonnetje zetten
op positieve wijze aandacht krijgen (meestal vanwege een bepaald feit) ofwel: op negatieve wijze: iemand bespotten en plagen vanwege een fout
  • Iemand naar zijn hand zetten
iemand precies laten doen wat hij wil
  • Iemand niet kunnen zetten
niet echt naar iemand luisteren wanneer iemand meepraat
  • Iemand op het goede spoor zetten
Goede raad geven
  • Iets in de ijskast zetten
met iets niets meer doen
  • Iets op touw zetten
iets organiseren
  • Kwaad bloed zetten
iemand boos maken
  • Op stapel zetten
beginnen met iets
  • Op zijn nummer zetten
zeer duidelijk maken dat iets erg ongewenst is
  • Strijk en zet gebeuren
erg vaak gebeuren
  • Zich schrap zetten
klaarmaken om de klap op te vangen
  • Zijn licht niet onder de korenmaat zetten
meespreken, je mening geven en laten merken dat je er iets van weet
  • iemand voor het blok zetten
Typische woordcombinaties
  • [1]: overeind zetten
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: aan de kant zetten
  • [1]: iemand aan de deur zetten
  • iemand een hak zetten
  • [1]: iemand in de bloemetjes zetten
  • iets op de kaart zetten
  • klem zetten
  • op individueel regime zetten
  • voet aan wal zetten
aan wal gaan
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

zetten mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zet

Gangbaarheid

  • Het woord zetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.