ontzetten

Nederlands

Uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
ontzettenontzettend
ontzetontzet
ontzetting
Woordafbreking
  • ont·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘verbijsteren’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Afgeleid van zetten met het voorvoegsel ont-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ontzetten
ontzette
ontzet
zwak -t volledig

Werkwoord

ontzetten

  1. overgankelijk (militair) het opheffen van een belegering
    • Zij wisten de stad eindelijk te ontzetten. 
  1. hevig doen schrikken
  2. de genoemde waardigheid, functie etc. ontnemen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ontzetten

ontzetten

  1. meervoud verleden tijd van ontzetten
    • Wij ontzetten. 
    • Jullie ontzetten. 
    • Zij ontzetten. 

Gangbaarheid

  • Het woord ontzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.