neerzetten
Nederlands
Woordafbreking
- neer·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van neer en zetten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
neerzetten |
zette neer |
neergezet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
neerzetten
- overgankelijk iets op een lagere plek plaatsen
- Ik heb de koffers in de gang neergezet.
- overgankelijk, (toneel) overtuigend in kort bestek een persoon of type vertolken
- Zoals hij dat typetje even neerzette is toch heel bijzonder.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
neerzetten |
neerzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van neerzetten
- ...dat wij neerzetten.
- ...dat jullie neerzetten.
- ...dat zij neerzetten.
- ...dat wij neerzetten.
Gangbaarheid
- Het woord neerzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'neerzetten' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.