causatief
Nederlands
Woordafbreking
- cau·sa·tief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | causatief | causatieven |
verkleinwoord | causatiefje | causatiefjes |
Zelfstandig naamwoord
causatief o
- (taalkunde) een werkwoord dat aangeeft dat men iets doet of laat gebeuren
- Zetten is het causatief van zitten en vellen dat van vallen.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | causatief | causatiever | causatiefst |
verbogen | causatieve | causatievere | causatiefste |
partitief | causatiefs | causatievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
causatief
- op een oorzaak betrekking hebbend
- Is er echt een causatief verband tussen deze verschijnselen?
Gangbaarheid
- Het woord causatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'causatief' herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.