put
Nederlands
Woordafbreking
- put
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gegraven opening met water’ voor het eerst aangetroffen in 855 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | put | putten |
verkleinwoord | putje | putjes |
Zelfstandig naamwoord
put m
- een pijpvormige uitholling in een oppervlak
- Hij was in een put gevallen en brak zijn been.
- in de bodem aanwezige opening (schacht) die naar een vloeistofbron leidt
Verwante begrippen
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- in de put raken
somber worden
- • Nu was hij de laatste tijd juist minder monter dan gewoonlijk. Door het vooruitzicht van een wapenstilstand was hij zichtbaar in de put geraakt, was zijn patriottische bezieling gefnuikt. [3]
Vertalingen
1. een pijpvormige uitholling in een oppervlak
Gangbaarheid
- Het woord put staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'put' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "put" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- put op website: Etymologiebank.nl
- Lemaitre, Pierre Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
Engels
Woordafbreking
- put
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van de Oudengelse woorden "putung" en "pytan".
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to put |
he/she/it | puts |
verleden tijd | put |
voltooid deelwoord |
put |
onvoltooid deelwoord |
putting |
gebiedende wijs | put |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.