aanzetten
Nederlands
Woordafbreking
- aan·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
- [1-7] samenstelling van aan vz en zetten ww
- [8] samenstelling van aan bw en zetten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanzetten |
zette aan |
aangezet |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
aanzetten
- overgankelijk ~ tegen tegen iets plaatsen
- Soms kunnen afgesneden lichaamsdelen weer aangezet worden, maar lang niet altijd.
- overgankelijk (kookkunst) scherpen zonder materiaal te verwijderen
- Hij zette zijn mes alleen even aan op het aanzetstaal en besloot dat hij het later wel een goed zou slijpen.
- overgankelijk ~ tot aansporen, op gang zetten
- ergatief(kookkunst) een korst afzetten, vast gaan zitten aan een pan
- Roer af en toe om te zorgen dat de linzen niet aan de bodem van de pan aanzetten.
- accentueren
- overgankelijk activeren, in gang zetten, van stroom voorzien, opstarten
- Hij trachtte zijn laptop aan te zetten, maar de batterij had het begeven.
- (kookkunst) verhitten en bruin laten worden van ingrediënten
komen aanzetten
- komen, verschijnen
- Hij kwam aanzetten met een grote taart.
Vaste voorzetsels
- aanzetten tot
Afgeleide begrippen
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanzetten |
aanzetten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanzetten
- ...dat wij aanzetten.
- ...dat jullie aanzetten.
- ...dat zij aanzetten.
- ...dat wij aanzetten.
Gangbaarheid
- Het woord aanzetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanzetten' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.