bezetten

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘innemen, vervullen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van zetten met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bezetten
bezette
bezet
zwak -t volledig

Werkwoord

bezetten

  1. overgankelijk in gebruik nemen
    • De stoel is bezet door die meneer. 
  1. overgankelijk, (militair) de macht in een gebied overnemen door er een dominerende strijdmacht te vestigen
    • In 1968 werd Tsjechoslowakije door de Russen en hun bondgenoten bezet. 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bezetten

bezetten

  1. meervoud verleden tijd van bezetten
    • Wij bezetten. 
    • Jullie bezetten. 
    • Zij bezetten. 

Gangbaarheid

  • Het woord bezetten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.