zetboer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·boer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zetboer zetboeren
verkleinwoord zetboertje zetboertjes

Zelfstandig naamwoord

zetboer m

  1. (beroep) iemand die voor de eigenlijke eigenaar een boerderij beheert
    • Hij was als zetboer begonnen, maar heeft nu zijn eigen boerderij. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'zetboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
35 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.