zetboer
Nederlands
Woordafbreking
- zet·boer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zet ww en boer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetboer | zetboeren |
verkleinwoord | zetboertje | zetboertjes |
Zelfstandig naamwoord
zetboer m
- (beroep) iemand die voor de eigenlijke eigenaar een boerderij beheert
- Hij was als zetboer begonnen, maar heeft nu zijn eigen boerderij.
Gangbaarheid
- Het woord 'zetboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zetboer' herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
35 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.