zomer
Nederlands
Woordafbreking
- zo·mer
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘jaargetijde’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1236 [1]
- Verwant met het Oudindische sama (jaargetijde, jaar). [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomer | zomers |
verkleinwoord | zomertje | zomertjes |
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Één zwaluw maakt nog geen zomer.
- Slechts één positief teken duidt nog niet op een volledig herstel, volledige winst enz.
De zomer is dood.
- De zomer is voorbij (o.a. in Voorstad van Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot).
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord zomer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zomer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.