zomerhuis
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zomerhuis (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈzo.mər.ˌhœʏ̯s/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈzo.mər.ˌhœːs/
Woordafbreking
- zo·mer·huis
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer en huis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomerhuis | zomerhuizen |
verkleinwoord | zomerhuisje | zomerhuisjes |
Zelfstandig naamwoord
zomerhuis o
- huis om de zomer en de vakanties door te brengen
- Zij denken erover een zomerhuisje te kopen in het zuiden.
Synoniemen
- vakantiehuis, recreatiewoning
Vertalingen
1. huis om de zomer en de vakanties door te brengen
Gangbaarheid
- Het woord zomerhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zomerhuis' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.