zomergast

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·gast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomergast zomergasten
verkleinwoord zomergastje zomergastjes

Zelfstandig naamwoord

zomergast m

  1. (dierkunde) een diersoort, gewoonlijk een vogel, die de slechts de zomer in een bepaald gebied doorbrengt
    • Gierzwaluwen zijn typische zomergasten. 
  1. overdrachtelijk een persoon die slechts in de zomer in een bepaald gebied te vinden is
    • Er kwam een bus vol Poolse zomergasten naar Didam; het waren kinderen uit Katowice. 

Gangbaarheid

  • Het woord zomergast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.