zomers

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zomers    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzomərs/
Woordafbreking
  • zo·mers
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zomer met het achtervoegsel -s

Zelfstandig naamwoord

zomers

  1. (verouderd) genitief van zomer

Zelfstandig naamwoord

zomers mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zomer
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen zomerszomerserzomerst
verbogen zomersezomerserezomerste
partitief zomerszomersers-

Bijvoeglijk naamwoord

zomers

  1. typerend voor de zomer
    • Zonnebaden aan de kust is een typisch zomerse activiteit. 
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • op z'n zomers gekleed zijn
    • lichte kledij dragen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zomers staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.