zoemer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoe·mer
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van zoemen met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord zoemer zoemers
verkleinwoord zoemertje zoemertjes

Zelfstandig naamwoord

zoemer m

  1. een apparaatje dat een signaal afgeeft in de vorm van een zoemend geluid
    • Toen de zoemer ging was het examen afgelopen en leverden de leerlingen zuchtend hun werk in. 

Gangbaarheid

  • Het woord zoemer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.