zomermaand
Nederlands
Woordafbreking
- zo·mer·maand
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer en maand ; [2] omdat in juni de zomer begint[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomermaand | zomermaanden |
verkleinwoord | zomermaandje | zomermaandjes |
Zelfstandig naamwoord
zomermaand v
- (meteorologie) de zesde, de zevende of de achtste maand van het jaar
- Juni, juli en augustus zijn zomermaanden .
- oude naam voor de zesde maand van het kalenderjaar
Hyponiemen
- [1] zomerdag
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord zomermaand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zomermaand' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Noel Chomel, M.; vert.: J.L. Schuer & A.H. Westerhof Huishoudelyk woordboek, Vervattende vele middelen om zyn goed te vermeerderen, en zyne gezondheid te behouden, Met verscheiden wisse en beproefde middelen (1743) S. Luchtmans/H. Uytwerf, Leiden/Amsterdam; p. 532; geraadpleegd 2015-06-21
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.