zomerkleed

Nederlands

het zomerkleed van een eend
Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·kleed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomerkleed zomerklederen
zomerkleren
verkleinwoord zomerkleedje zomerkleedjes

Zelfstandig naamwoord

zomerkleed o [1]

  1. (vogels) het verenkleed bij vogels dat gedurende de voortplantingsperiode wordt gedragen. Vooral de mannetjes hebben dan een mooiere versie van het gewone verenpak om indruk te maken op de vrouwtjes
  2. het zomerse uiterlijk van iets anders
    • Zaterdagmiddag een wandelexcursie met gids in het Westerpark, georganiseerd door IVN Amsterdam. Veel mensen associëren dit park vooral met de vele festiviteiten die hier plaatsvinden, maar: er is ook veel fraaie natuur te zien. Alle bomen, vooral de iepen, staan nu op het punt hun kale skelet in te ruilen voor hun zomerkleed.[2] 
  1. een luchtig kleurrijk jurkje voor in de zomer
    • André van Duin Voor het eerst sinds zestien jaar komt André van Duin met een heuse revue. Dus naast de gebruikelijke sketches (op het politiebureau, de bingo-avond en de Dik Voormekaar Show), is er zang en dans met blije showballetdames in zomerkleed, een echt orkest en Ron Brandsteder. Hoogtepunt wordt waarschijnlijk ‘Dancing with the Stars’, waarin Van Duin verschillende dubbelrollen speelt: Jan Wolkers, Martin Gaus, Lee Towers, Frans Bauer, mr Frank Visser, Marc-Marie Huijbregts, Cas Spijkers en Tarzan.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
  • winterkleed
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord zomerkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 13 maart 2015
  3. NRC 1 november 2007
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.