haf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haf    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • haf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘strandmeer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1670 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord haf haffen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

haf o

  1. strandmeer
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord haf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
20 %van de Nederlanders;
17 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Welsh

enkelvoud meervoud
haf hafau

Zelfstandig naamwoord

haf m

  1. zomer
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.