zomersproet
Nederlands
![](../I/m/Freckled.jpg)
wel erg veel zomersproeten
Woordafbreking
- zo·mer·sproet
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zomer zn en sproet zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zomersproet | zomersproeten |
verkleinwoord | zomersproetje | zomersproetjes |
Zelfstandig naamwoord
zomersproet v/m
- kleine pigmentvlekken op de gelaatshuid die vooral zichtbaar zijn in de zomer
- Met het stralende zomerweer kleurt niet alleen je huid mooi bruin, ook de zomersproetjes duiken na een lange winter weer op. Zijn jullie niet gezegend met deze schattige stipjes? Dan hebben wij de ultieme oplossing voor jou[1]
- Of er nou nog meer sneeuw en vorst komt of dat de zon eindelijk gaat schijnen, in het Nederlands Openluchtmuseum overheersen vanaf volgend weekeinde de lentekriebels. Later in het jaar volgen de zomersproeten, de herfstbuien en tenslotte de wintertenen.[2]
Gangbaarheid
- Het woord zomersproet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- de Telegraaf 04 jan. 2016
- de Telegraaf 18 mrt. 2013
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.