zomeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zomeren    (hulp, bestand)
  • IPA: /zomərə(n)/
Woordafbreking
  • zo·me·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zomeren
zomerde
gezomerd
zwak -d volledig

Werkwoord

zomeren

  1. onpersoonlijk typisch zomerweer vertonen
    • Het is al juli en het wil nog steeds niet zomeren. 
Hyponiemen
  • opzomeren, overzomeren

Gangbaarheid

  • Het woord zomeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.