regenen
Nederlands
Woordafbreking
- re·ge·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
regenen |
regende |
geregend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
regenen
- onpersoonlijk (meteorologie) het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
- Het zal snel gaan regenen.
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
betrekken
• bliksemen
• dauwen
• donderen
• dooien
• gieten
• hagelen
• ijzelen
• miezeren
• misten
• motregenen
• nevelen |
Uitdrukkingen en gezegden
Het regent pijpenstelen.
- Het regent hard in rechte stralen.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het vallen van neerslag in de vorm van waterdruppels
Gangbaarheid
- Het woord regenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regenen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.