stormen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stormen (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ˈstɔr.mə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈstɔr.mə(n)/
Woordafbreking
- stor·men
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hard waaien’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stormen |
stormde |
gestormd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
stormen
- onpersoonlijk (meteorologie) bijzonder sterk waaien
- Het stormde geweldig die nacht en er verging een aantal schepen.
- ergatief bijzonder snel bewegen
- De bel ging en de kinderen stormden naar buiten.
Hyponiemen
- aanstormen, afstormen, bestormen, binnenstormen, instormen, omstormen, opstormen, toestormen, wegstormen
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
betrekken
• bliksemen
• dauwen
• donderen
• dooien
• gieten
• hagelen
• ijzelen
• miezeren
• misten
• motregenen
• nevelen |
Gangbaarheid
- Het woord stormen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stormen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Noors
Woordafbreking
- stor·men
Naar frequentie | 3463 |
---|
Nynorsk
Woordafbreking
- stor·men
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.