misten
Nederlands
Woordafbreking
- mis·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
misten |
mistte |
gemist |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
misten
- onpersoonlijk het heersen van slecht zicht door de aanwezigheid van laaghangende bewolking
- Het mistte vreselijk en de automobilisten moesten snelheid minderen.
Afgeleide begrippen
- mistachterlicht, mistbank, mistflarden, misthoorn, mistlamp, mistlicht, mistsignaal, mistvoorlichten
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
betrekken
• bliksemen
• dauwen
• donderen
• dooien
• gieten
• hagelen
• ijzelen
• miezeren
• misten
• motregenen
• nevelen |
Gangbaarheid
- Het woord misten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'misten' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.