donderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  donderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdɔndərə(n)/
Woordafbreking
  • don·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hard lawaai maken, o.a. van donder’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • afgeleid van donder met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
donderen
/ˈdɔndərə(n)/
donderde
/ˈdɔndərdə/
gedonderd
/ɣəˈdɔndərt/
zwak -d volledig

Werkwoord

donderen

  1. onpersoonlijk, (meteorologie) het weerklinken van luid gerommel ten gevolge van bliksemontlading
    • Het donderde in de verte. 
  1. inergatief op luide en barse toon een bevel geven of zijn ongenoegen uiten
    • "Koppen dicht!" donderde hij. 
  1. ergatief (informeel) (met veel lawaai) ergens af-/uitvallen
    • Ze struikelde en donderde met veel gedruis de trap af. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord donderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.