donderen
Nederlands
Woordafbreking
- don·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hard lawaai maken, o.a. van donder’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- afgeleid van donder met het achtervoegsel -en [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
donderen /ˈdɔndərə(n)/ |
donderde /ˈdɔndərdə/ |
gedonderd /ɣəˈdɔndərt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
donderen
- onpersoonlijk, (meteorologie) het weerklinken van luid gerommel ten gevolge van bliksemontlading
- Het donderde in de verte.
- inergatief op luide en barse toon een bevel geven of zijn ongenoegen uiten
- "Koppen dicht!" donderde hij.
- ergatief (informeel) (met veel lawaai) ergens af-/uitvallen
- Ze struikelde en donderde met veel gedruis de trap af.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. het weerklinken van luid gerommel ten gevolge van bliksemontlading.
2. op luide en barse toon een bevel geven of zijn ongenoegen uiten.
3. met veel lawaai ergens afvallen.
Gangbaarheid
- Het woord donderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'donderen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.