regenbui
Nederlands
Woordafbreking
- re·gen·bui
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van regen en bui
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regenbui | regenbuien |
verkleinwoord | regenbuitje | regenbuitjes |
Zelfstandig naamwoord
regenbui v/m
- (meteorologie) een tijdelijke periode van regen ten gevolge van het overtrekken van een wolkenveld
- De tuin kon wel een regenbuitje gebruiken.
- Ik trok mijn handen van de toetsen af en keek naar Cloë. Haar gezichtje werd rood en alsof er iets achter haar ogen knapte, sprongen er tranen uit. In één tel veranderde haar gezicht in een regenbui. [1]
Vertalingen
1. een tijdelijke periode van regen tengevolge van het overtrekken van een wolkenveld
Gangbaarheid
- Het woord regenbui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'regenbui' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.