dauwen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dau·wen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dauwen
dauwde
gedauwd
zwak -d volledig

Werkwoord

dauwen

  1. onpersoonlijk (meteorologie) ontstaan van condensatie op de grond of de vegetatie
    • Het had die koude morgen flink gedauwd en onze hele tent was kleddernat. 
Verwante begrippen
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands

betrekkenbliksemendauwendonderendooiengietenhagelenijzelenmiezerenmistenmotregenennevelen
onwerenopklarenplenzenplensregenenregenensneeuwenstormenstortregenenvriezenwaaienweerlichten

Gangbaarheid

  • Het woord dauwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
68 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.