ram

Niet te verwarren met: RAM, Rahm, ran

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ram    (hulp, bestand)
  • IPA: /ram/
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hydraulische ram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
  • In de betekenis van ‘stormram’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
  • In de betekenis van ‘mannelijk schaap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1223 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ram rammen
verkleinwoord rammetje rammetjes

Zelfstandig naamwoord

ram m

  1. (zoogdieren) een mannelijk schaap
    • Je moet een ram niet verwarren met een ooi! 
  1. (gereedschap) voorwerp om mee te rammen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rammen

ram

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Ik ram. 
  2. gebiedende wijs van rammen
    • Ram! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rammen
    • Ram je? 

Gangbaarheid

  • Het woord ram staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈʁɑmˀ/
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
g enkelvoud ram rammere rammest
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammere rammeste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. (van geur of smaak) krachtig en sterk: bijtend, bitter, sauer, scherp
  2. (van personen en uitingen) grov, hard, scherp
Synoniemen

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme


Friulisch

Periodiek systeem der elementen (fur)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Db Sg Bh
* Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No

Zelfstandig naamwoord

ram

  1. (element) koper



Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ram/
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
Naar frequentie 7013
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ram rammere rammest
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammere rammeste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. flink (b.v. lopen)
  2. geraffineerd, vreselijk, geweldig (b.v. liegen)
  3. staag, vast, volhardend (van ernst)
  4. ranzig sterk (van smaak)
Synoniemen

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ram/
Woordafbreking
  • ram
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord rámr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud ram rammare rammast
o enkelvoud ramt
meervoud ramme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
ramme rammare rammaste

Bijvoeglijk naamwoord

ram

  1. flink (b.v. lopen)
  2. geraffineerd, vreselijk, geweldig (b.v. liegen)
  3. staag, vast, volhardend (van ernst)
  4. ranzig sterk (van smaak)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • [2]: dulram
  • [2]: hugram

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramma

Werkwoord

ram

  1. gebiedende wijs van ramme
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.