scherp

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scherp
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘puntig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen scherpscherperscherpst
verbogen scherpescherperescherpste
partitief scherpsscherpers-

Bijvoeglijk naamwoord

scherp

  1. goed snijdend
    • Vlees snijden gaat enkel met een scherp mes. 
  1. (van een hoek) van minder dan 90°
    • Er werd een vraag gesteld over een scherpe hoek tijdens de wiskundeles. 
  1. beter dan gemiddeld
    • De uitverkoop zat weer vol met scherpe prijzen. 
  1. de zintuigen sterk, vaak negatief, prikkelend
    • Hij kon niet meer tegen die scherpe geluiden. 
  1. sterk smakend, hartig, pikant, pittig
    • Zij eet vaak scherpe knoflooksaus. 
  1. heel afkeurend
    • Er kwam scherpe kritiek op plannen van minister Eurlings. 
  1. duidelijk weergegeven
    • Ik heb een aantal foto's met scherpe contouren. 
  1. scherpzinnig
    • Hij heeft nog altijd een scherpe blik. 
  1. heel precies
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
scherpen

scherp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherpen
    • Ik scherp. 
  2. gebiedende wijs van scherpen
    • Scherp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherpen
    • Scherp je? 

Gangbaarheid

  • Het woord scherp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.