scherp
Nederlands
Woordafbreking
- scherp
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘puntig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | scherp | scherper | scherpst |
verbogen | scherpe | scherpere | scherpste |
partitief | scherps | scherpers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
scherp
- goed snijdend
- Vlees snijden gaat enkel met een scherp mes.
- (van een hoek) van minder dan 90°
- Er werd een vraag gesteld over een scherpe hoek tijdens de wiskundeles.
- beter dan gemiddeld
- De uitverkoop zat weer vol met scherpe prijzen.
- de zintuigen sterk, vaak negatief, prikkelend
- Hij kon niet meer tegen die scherpe geluiden.
- sterk smakend, hartig, pikant, pittig
- Zij eet vaak scherpe knoflooksaus.
- heel afkeurend
- Er kwam scherpe kritiek op plannen van minister Eurlings.
- duidelijk weergegeven
- Ik heb een aantal foto's met scherpe contouren.
- scherpzinnig
- Hij heeft nog altijd een scherpe blik.
- heel precies
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. goed snijdend
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scherpen |
scherp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherpen
- Ik scherp.
- gebiedende wijs van scherpen
- Scherp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scherpen
- Scherp je?
Gangbaarheid
- Het woord scherp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'scherp' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.