sterk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  sterk    (hulp, bestand)
  • IPA: /stɛrk/
Woordafbreking
  • sterk
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘krachtig’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: starc
Oudnederlands: stark
Germaans: *starkaz, *starkuz
Indo-Europees: *(s)terg-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: stark (Angelsaksisch: stearc, starc), Duits: stark, (Oudhoogduits: stark), Fries: sterc (Oudfries: sterk)
Noord: Zweeds: stark, Deens: stærk, Noors: sterk, (Oudnoords: sterkr), IJslands/Faeröers: sterkur
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen sterksterkersterkst
verbogen sterkesterkeresterkste
partitief sterkssterkers-

Bijvoeglijk naamwoord

sterk

  1. beschikkend over kracht of vaardigheid
    • Het was een sterke kerel die de biels optilde. 
  1. een grote concentratie van iets bevattend
    • Een sterke oplossing. 
    • Van een sterke drank wordt je snel dronken. 
  1. zo opvallend dat het aan het ongelooflijke grenst
    • Dat is een sterk verhaal. 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Vertalingen

Bijwoord

sterk

  1. in sterke mate
    • Dat is sterk overdreven! 
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
sterken

sterk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sterken
    • Ik sterk. 
  2. gebiedende wijs van sterken
    • Sterk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sterken
    • Sterk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord sterk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.