lam

[1] Lammetjes.

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lam    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɑm/
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘jong van een schaap’ voor het eerst aangetroffen in 701 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lam lammeren
verkleinwoord lammetje lammetjes

Zelfstandig naamwoord

lam o

  1. (dierkunde), (zoogdieren) jong van het schaap
  2. (dierkunde), (zoogdieren) jong van een geit
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lamlammerlamst
verbogen lammelammerelamste
partitief lamslammers-

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. niet in staat om te bewegen, verlamd
  2. lui, futloos
  3. versleten door te ver doordraaien (bijvoorbeeld van schroeven)
  4. (informeel) heel erg dronken
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Bijwoord

lam

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord verlamd, grondig verstoord
    • lamleggen: De sneeuwval legde het verkeer lam. 

Gangbaarheid

  • Het woord lam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Meer informatie

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammere lammest
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammere lammeste

Zelfstandig naamwoord

lam o

  1. (dierkunde), (zoogdieren) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma,
lammene  
genitief   lams     lammets     lams     lammas,
lammenes  


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
Woordafbreking
  • lam
Woordherkomst en -opbouw
  • (Bijvoeglijk naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lami.
  • (Zelfstandig naamwoord) afkomstig van het Oudnoorse woord lamb.

Bijvoeglijk naamwoord

lam

  1. lam; verlamd; zie ook vanfør.
Verbuiging
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud lam lammare lammast
o enkelvoud lamt
meervoud lamme
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
lamme lammare lammaste

Zelfstandig naamwoord

lam o

  1. (dierkunde), (zoogdieren) lam
  2. (figuurlijk) onschuldig slachtoffer
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   lam     lammet     lam     lamma  
genitief                


Xhosa

Bezittelijk voornaamwoord

lam

  1. vorm van -m, verwijzend naar een eerste persoon enkelvoud in bezit van een woord van klasse 5 : mijn
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.