kras
Nederlands
Woordafbreking
- kras
Zelfstandig naamwoord
kras v/m
- langgerekte oppervlaktebeschadiging veroorzaakt door het bewegen van een scherpe punt over een voorwerp
- Leg iets onder je schrijfwerk, anders krijg je krassen op tafel!
Hyponiemen
- gletsjerkras, kriskras
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘sterk, flink’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1781 [4]
- > Indonesisch: keras - «sterk» [5]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | kras | krasser | krast |
verbogen | krasse | krassere | kraste |
partitief | kras | krassers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
kras
- nog sterk voor zijn jaren
- Hij is een krasse ouwe baas.
- opzienbarend, meest in een onaangename zin van dat woord
- Dit is een krasse tegenstelling.
Gangbaarheid
- Het woord kras staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'kras' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- kras op website: Etymologiebank.nl
- kras op website: Etymologiebank.nl
- kras op website: Etymologiebank.nl
- "kras" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- kras op website: Etymologiebank.nl
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.