brom

Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
  • brom
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘dronken’ voor het eerst aangetroffen in 1898 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord brom -
verkleinwoord brommetje brommetjes

Zelfstandig naamwoord

brom m [3] [4] [5] [6] [7] [8]

  1. (elektrotechniek) een laagfrequent (50-100 Hz) geluid (meestal ongewenst) [9]
Afgeleide begrippen
   

Werkwoord
vervoeging van
brommen

brom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
    • Ik brom. 
  2. gebiedende wijs van brommen
    • Brom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van brommen
    • Brom je? 

Gangbaarheid
  • Het woord brom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen
  1. "brom" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
  2. brom op website: Etymologiebank.nl
  3. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  4. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  5. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  6. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  7. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  8. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  9. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).

Koerdisch
Periodiek systeem der elementen (kur)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra **
↓
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu

Zelfstandig naamwoord

brom

  1. (element) broom



Pools
Periodiek systeem der elementen (pol)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Fl Lv
↓
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
Uitspraak
  • Geluid:  brom    (hulp, bestand)
  • IPA: /'brɔm/
Woordafbreking
  • brom

Zelfstandig naamwoord

brom m

  1. (scheikunde), (element) broom
Verbuiging
enkelvoud meervoud
nominatief brom-
genitief bromu-
datief bromowi-
accusatief brom-
instrumentalis bromem-
locatief brommie-
vocatief brommie-


Tsjechisch
Periodiek systeem der elementen (ces)
H He
Li Be B C N O F Ne
Na Mg Al Si P S Cl Ar
K Ca Sc Ti V Cr Mn Fe Co Ni Cu Zn Ga Ge As Se Br Kr
Rb Sr Y Zr Nb Mo Tc Ru Rh Pd Ag Cd In Sn Sb Te I Xe
Cs Ba * Hf Ta W Re Os Ir Pt Au Hg Tl Pb Bi Po At Rn
Fr Ra ** Rf Db Sg Bh Hs Mt Ds Rg Cn Fl Lv
↓
* La Ce Pr Nd Pm Sm Eu Gd Tb Dy Ho Er Tm Yb Lu
** Ac Th Pa U Np Pu Am Cm Bk Cf Es Fm Md No Lr
Uitspraak
  • IPA: /brɔm/
Woordafbreking
  • brom

Zelfstandig naamwoord

brom monbezield

  1. (element)(scheikunde) broom, bromium; een scheikundig element, een halogeen en niet-metaal met het atoomnummer 35
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
nominatiefbrombromy
genitiefbromubromů
datiefbromubromům
accusatiefbrombromy
vocatiefbromebromy
locatiefbromubromech
instrumentalisbromembromy
Schrijfwijzen
Afkorting
Hyperoniemen
  • halogen monbezield
  • chemický element monbezield
  • chemický prvek monbezield
  • nekov monbezield
Afgeleide begrippen
  • bromičný
  • bromid monbezield
  • bromit monbezield
  • bromitý
  • bromný
  • bromoform
  • bromovodík monbezield
  • bromový
Verwante begrippen

Meer informatie

Verwijzingen


Turks

Zelfstandig naamwoord

brom

  1. (element) broom
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.