element
Nederlands
Woordafbreking
- ele·ment
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘hoofdstof, eenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Afgeleid van de eerste drie letters van het Romeinse alfabet: L-M-N. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | element | elementen |
verkleinwoord | elementje | elementjes |
Zelfstandig naamwoord
element o
- (scheikunde) de naam voor een stof die via de scheikunde niet meer in verschillende substanties te splitsen is, zo'n stof bestaat louter uit één type van atomen
- (wiskunde) een onderdeel van een verzameling
- een lastig individu
- (natuurkunde) omzetter van bijv. trillingen in elektriciteit of elektriciteit in warmte etc. in het bijzonder:
- (natuurkunde) voorwerp waarin elektriciteit wordt opgewekt
- één van de vier elementen: water, lucht, aarde of vuur
Synoniemen
- [1] chemisch element, atoomsoort
Verwante begrippen
- [1] atoomnummer
- [4] converter, transducer, omvormer
- [5] batterij, accu
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- in je element zijn
doen wat je leuk vindt en goed kunt
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord element staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'element' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Turks
Woordafbreking
- ele·ment
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | element | elementler |
genitief | elementin | elementlerin |
datief | elemente | elementlere |
accusatief | elementi | elementleri |
locatief | elementte | elementlerde |
ablatief | elementten | elementlerden |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.