zijne
Nederlands
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n | mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je | jouwe | jullie je | - |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n | zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r | hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn (ervan) | - |
Woordafbreking
- zij·ne
Bezittelijk voornaamwoord
zijne
- zelfstandige vorm van zijn, derde persoon enkelvoud mannelijk
- Zijne Majesteit komt op bezoek.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zijne | zijnen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
zijne v/m
- zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot hem behoort
- Deze man is een van de zijnen.
Uitdrukkingen en gezegden
- ieder het zijne
men krijgt wat men verdient
Opmerkingen
- Grammaticaal zijn bovenstaande vormen ook geldig voor het onzijdig, maar zij worden vrijwel alleen voor mannelijke personen gebruikt.
Gangbaarheid
- Het woord 'zijne' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'zijne' herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.