zijne

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  zijne    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈzɛi̯nə/
  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
(ervan)
-
Woordafbreking
  • zij·ne

Bezittelijk voornaamwoord

zijne

  1. zelfstandige vorm van zijn, derde persoon enkelvoud mannelijk
    • Is dit kopje nu het zijne of is het het jouwe? 
  1. (verouderd) verbogen vorm van zijn
    • Zijne Majesteit komt op bezoek. 
enkelvoud meervoud
naamwoord zijne zijnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

zijne v/m

  1. zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot hem behoort
    • Deze man is een van de zijnen. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • ieder het zijne
men krijgt wat men verdient
Opmerkingen
  • Grammaticaal zijn bovenstaande vormen ook geldig voor het onzijdig, maar zij worden vrijwel alleen voor mannelijke personen gebruikt.

Gangbaarheid

  • Het woord 'zijne' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.