vendu

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ven·du
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘openbare verkoping’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vendu vendu's
verkleinwoord venduutje venduutjes

Zelfstandig naamwoord

vendu m / o [3]

  1. veiling, openbare verkoping o.a. bij beslagname van inboedels
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
  • venduhouder, venduhuis, vendumeester
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord vendu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
53 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.