vendu
Nederlands
Woordafbreking
- ven·du
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘openbare verkoping’ voor het eerst aangetroffen in 1524 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vendu | vendu's |
verkleinwoord | venduutje | venduutjes |
Afgeleide begrippen
- venduhouder, venduhuis, vendumeester
Gangbaarheid
- Het woord vendu staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'vendu' herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
53 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.