uw

Nederlands

  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
(ervan)
-
Uitspraak
  • Geluid:  uw    (hulp, bestand)
  • IPA: /yw/
  • IPA: /yu̯/
Woordafbreking
  • uw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bezittelijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]

Bezittelijk voornaamwoord

uw

  1. zowel in enkelvoud als meervoud van u
    • Heeft u gisteren uw auto nog weten te verkopen? 
  1. zowel in enkelvoud als meervoud van gij
    • Zijt ge met uw vrouw gekomen? 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.