hare

Nederlands

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
(ervan)
-
Woordafbreking
  • ha·re

Bezittelijk voornaamwoord

hare

  1. zelfstandige vorm van haar, derde persoon enkelvoud vrouwe
    • Is dit kopje nu het hare of is het het jouwe? 
  1. (verouderd) verbogen vorm van haar
    • Hare Majesteit is op televisie geweest. 
enkelvoud meervoud
naamwoord hare haren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hare v/m

  1. zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot haar behoort
    • Deze man is een van de haren. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'hare' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
72 %van de Vlamingen.

Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
hare hares

Zelfstandig naamwoord

hare

  1. (haasachtige) haas
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.