hunne

Nederlands

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
bijvoeglijk zelfstandig bijvoeglijk zelfstandig
1e persoon mijn
m'n
mijneons, onzeonze
2e persoon
(informeel)
jouw
je
jouwejullie
je
-
2e persoon
(formeel)
(regionaal)
uwuweuwuwe
3e persoon
(mannelijk)
zijn
z'n
zijnehunhunne
3e persoon
(vrouwelijk)
haar
d'r, 'r
hare
3e persoon
(onzijdig)
zijn
(ervan)
-
Woordafbreking
  • hun·ne

Bezittelijk voornaamwoord

hunne

  1. zelfstandige vorm van hun, derde persoon meervoud
    • Zijn deze kopjes nu de hunne of zijn ze de onze? 
  1. (verouderd) verbogen vorm van hun
    • Hunne Excellenties zijn daarover niet geraadpleegd. 
enkelvoud meervoud
naamwoord hunne hunnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hunne v/m

  1. zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord: een persoon die tot hen behoort
    • Deze man is een van de hunnen. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'hunne' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.