leer
Nederlands
Woordafbreking
- leer
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | leer | |
verkleinwoord | leertje |
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | leer | leren |
verkleinwoord |
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘doctrine’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1569 [1]
- In de betekenis van ‘trap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1488 [1]
- In de betekenis van ‘stof uit dierenhuiden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
3 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | leer | leren |
verkleinwoord | leertje | leertjes |
Zelfstandig naamwoord
leer
- o stof vervaardigd door het looien van een dierenhuid.
- m theorie, doctrine
- m/v ladder
Synoniemen
- [1] leder
Hyponiemen
(1)
|
(2)
|
- [3] trapleer
Afgeleide begrippen
(1)
|
Uitdrukkingen en gezegden
- in de leer gaan
opgeleid worden voor een vak of beroep
Vertalingen
1. stof vervaardigd door het looien van een dierenhuid
Afgeleide begrippen
|
Gangbaarheid
- Het woord leer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Engels
Woordafbreking
- leer
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Midelengelse woord "ler".
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to leer |
he/she/it | leers |
verleden tijd | leered |
voltooid deelwoord |
leered |
onvoltooid deelwoord |
leering |
gebiedende wijs | leer |
Werkwoord
leer
- onovergankelijk loeren
- onovergankelijk vuil grijnzen
- onovergankelijk wellustig bekijken
Afgeleide begrippen
- [1-3]: leeringly
Zelfstandig naamwoord
leer
- een nare grijns
Spaans
Uitspraak
- IPA: /leˈeɾ/
Werkwoord
leer
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.