notenleer
Nederlands
Woordafbreking
- no·ten·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van noot zn en leer zn met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | notenleer | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
notenleer m/v
- (muziek) les in toonladders en notenschrift
- Ook nieuw: wie een muziekinstrument wil leren spelen, hoeft niet langer een eerste jaar notenleer te volgen. [1]
Gangbaarheid
- Het woord notenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'notenleer' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Geen jaar notenleer meer aan muziekschool (10 maart 2011) op website VRT: deredactie.be; geraadpleegd 2017-06-12
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.