spraakleer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spraak·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spraakleer spraakleren
verkleinwoord spraakleertje spraakleertjes

Zelfstandig naamwoord

spraakleer v/m

  1. een stelsel van regelmatigheden die optreden in een taal
    • Kinderen leren een taal zonder zich bewust te zijn van enige spraakleer. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spraakleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.