spraakleer
Nederlands
Woordafbreking
- spraak·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van spraak en leer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spraakleer | spraakleren |
verkleinwoord | spraakleertje | spraakleertjes |
Zelfstandig naamwoord
spraakleer v/m
- een stelsel van regelmatigheden die optreden in een taal
- Kinderen leren een taal zonder zich bewust te zijn van enige spraakleer.
Gangbaarheid
- Het woord spraakleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'spraakleer' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.