leerling
Nederlands
Woordafbreking
- leer·ling
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘iem. die onderwijs krijgt’ voor het eerst aangetroffen in 1496 [1]
- Naamwoord van handeling van leren met het achtervoegsel -ling. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leerling | leerlingen |
verkleinwoord | leerlingetje | leerlingetjes |
Zelfstandig naamwoord
leerling m
- (onderwijs) iemand die onderwijs volgt
- De meester gaf de leerlingen een proefwerk.
Hyponiemen
- achterstandsleerling, basisschoolleerling, doopleerling, medeleerling, tovenaarsleerling, zorgleerling
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1. iemand die onderwijs volgt
Gangbaarheid
- Het woord leerling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'leerling' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.