trapleer
Nederlands
Woordafbreking
- trap·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trapleer | trapleren |
verkleinwoord | trapleertje | trapleertjes |
Zelfstandig naamwoord
trapleer m/v [2]
- verplaatsbare trap, ladder
- Ik vind het overkomelijk dat trapleer aan het verdwijnen is, want welbeschouwd is het een curieus woord. Want wat betekent leer in deze samenstelling? Waren de delen van een trapleer oorspronkelijk met een leren constructie aan elkaar verbonden? Nee, leer betekent hier ladder. Vroeger zei men ook wel trapladder – wat voor ons dubbelop klinkt. Het woord trapleer heeft overigens oude papieren: het is al aangetroffen in een bron uit 1589.[3]
Gangbaarheid
- Het woord trapleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trapleer' herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Ewoud Sanders 13 juli 2015 Trapleren en fietspendalen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.