dakleer
Nederlands
aanbrengen van dakleer
Woordafbreking
- dak·leer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van dak zn en leer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dakleer | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
dakleer o [1]
- een bitumen- en teerhoudende dakbedekking
- Ook in Limburg waaide het hard. Van een kerk aan de Navolaan in Heerlen is het dakleer los gewaaid en er ontstond schade aan het kruis op de toren, aldus de brandweer. De meeste stormmeldingen kwamen uit Zuid-Limburg onder meer uit Heerlen, Kerkrade, Maastricht en Geleen. [2]
- De aangekondigde harde wind zorgt voor wat overlast in Twente. De brandweer moest maandag aan het eind van de ochtend in actie komen voor losgeraakt dakleer bij een woning aan de Acaciastraat in Wierden. Ook in Enschede was het raak, bij het Muziekkwartier. [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'dakleer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'dakleer' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Tubantia 27-10-13 Stormschade valt vooralsnog mee
- Tubantia 28-03-16 Wind zorgt voor overlast in Twente
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.