Christelijke Gereformeerde Kerken

De Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) vormen een kerkgenootschap binnen het protestantisme in Nederland dat sinds 1892 bestaat. Het kerkverband telt, per 1 januari 2020, 71.594 leden.[1] Wat het ledenaantal betreft is er sprake van een dalende trend. In 2008 telde het kerkverband nog bijna 75.000 leden. Begin 2020 waren er 182 plaatselijke gemeenten; een minder dan een jaar eerder.

Christelijke Gereformeerde Kerken
Bethelkerk te Sliedrecht
Indeling
HoofdstromingProtestantisme
RichtingGereformeerd calvinisme
Voortgekomen uitSamenvoeging van Chr. afgesch. gemeenten en Geref. Kerken o/h Kruis in 1869
Afsplitsingen1892: Op drie gemeenten na samengevoegd met de Dolerenden tot de Gereformeerde Kerken in Ned.
1952: Chr. Gereformeerde Gemeenten (in Ned.)
Aard
Locatie182 kerken in Nederland (2020)
Aantal leden71.594 (1 januari 2020)
KarakterZowel bevindelijk als orthodox
Portaal    Christendom
Protestantisme



in Nederland

..Stromingen

Lutheranisme
Lutheranisme
Vrijzinnig-Protestantisme
Vrijzinnig protestantisme
Midden-orthodoxie
Protestantse Kerk in Nederland
Modern-Gereformeerd
Voortgezette Gereformeerde Kerken in Nederland
Orthodox Protestantisme
Calvinisme
Gereformeerd protestantisme
Orthodox-protestantisme
Orthodox Gereformeerd
Orthodox-gereformeerden
Bevindelijk Gereformeerden
Bevindelijk gereformeerden
Evangelisch
Evangelisch Christendom

Aantal CGK-leden per bestuurlijke gemeente in 2008
Christelijke Gereformeerde Kerk Amersfoort
Christelijke Gereformeerde Kerk Dordrecht Centrum
Christelijke Gereformeerde Kerk Dordrecht Centrum
Christelijke Gereformeerde Kerk Werkendam
Christelijke Gereformeerde Kerk Vianen

Geschiedenis

Ontstaan van de verschillende stromingen in Nederland
Ontstaansgeschiedenis van kerken in Nederland

Voorgeschiedenis en vorming van het kerkverband

De Christelijke Gereformeerde Kerken zijn met enige tussenstappen voortgekomen uit de Afscheiding van 1834, toen verschillende gereformeerden zich losmaakten van de Nederlandse Hervormde Kerk, de oude volkskerk. De redenen dat men zich van de Hervormde Kerk wilde afscheiden waren:

  • De gereformeerde belijdenis functioneerde niet meer in de praktijk.

Prof. Hofstede de Groot, een van de voornaamste woordvoerders van de toen toonaangevende 'Groninger richting', vond dat de Hervormde Kerk aan de klassiek gereformeerde belijdenisgeschriften niet meer gebonden was. Vooral de 'Dordtse Leerregels' moesten het ontgelden. De 'verzoeningsleer', de 'verkiezingsleer' en de 'leer van de totale verdorvenheid van de mens' werden beschouwd als achterhaald. De theologie van de achttiende eeuw was sterk beïnvloed door de Verlichting. Tegen deze ontwikkelingen kwamen de orthodoxe predikanten in verzet.

  • De gereformeerde kerkregering (de Dordtse kerkorde) was afgeschaft. In plaats daarvan kwam er in 1816 een ‘Algemeen Reglement’, dat voorzag in een hiërarchische kerkstructuur met aan het hoofd de koning.
  • Predikanten die de gereformeerde belijdenis verdedigden in woord en geschrift, werden vervolgd en afgezet.

Na de Afscheiding ontstonden twee kerkelijke groeperingen: de Christelijke afgescheiden gemeenten en de Gereformeerde Kerken onder het Kruis, die in 1869 grotendeels samengingen tot de Christelijke Gereformeerde Kerk. Het overgrote deel van deze kerk fuseerde op 17 juli 1892 nogmaals, nu met de Nederduitse Gereformeerde Kerk (Dolerende), tot de Gereformeerde Kerken in Nederland.

Drie gemeenten, Teuge, Zierikzee en Noordeloos, wilden de Christelijke Gereformeerde Kerk echter voortzetten.

Het Wekkertje

Het waren de predikanten F.P.L.C. van Lingen (1832-1913) (bekend als bewerker van de Dächsel Bijbelverklaring) en Jacobus Wisse (1843-1921) die de voornaamste woordvoerders waren in de kring van bezwaarden tegen een vereniging met de kerken voortgekomen uit de Doleantie onder leiding van Dr. A. Kuyper. Een belangrijk middel voor de verspreiding van hun boodschap was Het Wekkertje, waarmee zij het kerkvolk wilden wakker schudden. Al snel voegden zich ook andere predikanten bij hen: ds. J. Schotel (1825-1914), ds. H.M. van der Vegt (1831-1915) en ds. J.W. Drayer (1851-1894).

Op 20 juli 1892 kwam men in Utrecht bijeen. Daar vond men elkaar, om te blijven wat men was: 'christelijk-gereformeerd’, een naam die in de tijd van de Reformatie al in gebruik was.

De bezwaren van Van Lingen en Wisse

1. De leer van de veronderstelde wedergeboorte die door dr. A. Kuyper werd voorgestaan, door zijn catechismusverklaring werd uitgedragen in de gemeenten, en onder theologische studenten onderwezen. Volgens Kuyper is de kerk een vergadering van gelovigen op grond van predestinatie (uitverkiezing) en wedergeboorte. De veronderstelling wedergeboren te zijn, is de grond voor de kinderdoop. Nadruk behoort niet te liggen op het individu, maar op het verbond dat God met de mens in de lijn van de geslachten sluit. Wel drong dr. A. Kuyper in zijn preken aan op “de noodzaak van zelfonderzoek”. (Hij hield staande dat niet allen daadwerkelijk wedergeboren waren, maar dat 'het zaad der kerk' ervoor moest worden gehouden tenzij het tegendeel zou blijken).

De predikanten Van Lingen en Wisse vonden deze leer “bederfelijk” voor het kerkelijk leven en in strijd met de Bijbel. Ze riepen op tot “onderscheidenlijke” of “separerende prediking”. Er diende onderscheid gemaakt te worden tussen “het ware zaligmakende geloof” en “niet-zaligmakend geloof”. Op die manier functioneert de prediking als een 'sleutel van het hemelrijk'.

Prof. W. Kremer zegt hierover: "We mogen in de prediking de gemeente niet benaderen vanuit een bepaald vooringenomen standpunt. Als zouden bijvoorbeeld alle gedoopten automatisch delen in het heil. Of als zouden allen (vanuit de gedachte van de 'alverzoening') eenmaal wel zalig worden. Het Woord moet beslag leggen met Zijn beloften en eisen".

2. De beginselen van de Afscheiding van 1834 en de doleantie van 1886 zijn fundamenteel met elkaar in strijd. De intentie van de afscheiding van 1834 lag volgens Van Lingen en Wisse in het verlaten van het hervormde kerkgenootschap zoals dat in 1816 door toedoen van koning Willem I was ontstaan – ziende op Gods gebod, blind voor de toekomst (men wilde geen strijd om de kerkelijke goederen) en terugkeer tot de Gereformeerde Kerk van de Reformatie. In de visie van de afgescheidenen werd de Hervormde Kerk als een 'valse kerk' bestempeld vanwege de 'leervrijheid'. De doleantie-beweging daarentegen was sterk geregisseerd door dr. A. Kuyper, waarbij juist wel felle strijd gevoerd werd om het behoud van de kerkelijke goederen. De christelijke gereformeerden die zich in 1892 afzijdig hielden, waren er van overtuigd dat door de Vereniging van 1892 het beginsel van de Afscheiding 'ernstig geweld' werd aangedaan en spraken uit "dat men zich niet met kerken mocht verenigen die er 'on-Bijbelse leringen' op na hielden".

3. Kerkrechtelijke bezwaren: de plaatselijke gemeenten waren onvoldoende betrokken in het verenigingsproces, wat men in strijd achtte met het presbyteriale kerkrecht. Daarin zijn de plaatselijke gemeenten tot op zekere hoogte autonoom. Werd men vanuit de Gereformeerde Kerken regelmatig bestempeld als 'scheurkerk', de bezwaarde christelijke gereformeerden vonden dat zij het recht hadden zich afzijdig te houden van de Vereniging van 1892 op grond van hun geweten voor God en de mensen.

Periode 1892-1953

Opbouw van de organisatie

Op de eerste synode in Utrecht op 3 en 4 januari 1893 waren er reeds acht gemeenten vertegenwoordigd: Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Noordeloos, Dordrecht, Lutten, Teuge en Arnhem. Op 25-27 juli van datzelfde jaar werd opnieuw een synode gehouden waarbij het kerkverband inmiddels zeventien gemeenten telde.

Vrijwel direct werd begonnen met de stichting van een eigen theologische school. Op 11 september 1894 kon er door ds. J. Schotel een Theologische School worden geopend, die in eerste instantie bestond uit de consistoriekamer van de Christelijke Gereformeerde Kerk van Den Haag. Tussen 1899 en 1919 was de opleiding in Rijswijk gevestigd. Kort daarop werd de opleiding definitief in Apeldoorn gevestigd.

Binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk is van meet af aan ook aandacht voor de opbouw van het verenigingsleven en voor eigen kerkelijke zending. Vanaf 1928 werkte de eerste zendelingen van de Christelijke Gereformeerde Kerk, ds. M. Geleijnse en ds. A. Bikker in het Torajaland, een gebied in de toenmalige Nederlandse kolonie Indonesië. Het kerkverband De Gereja Toraja Mamasa dat uit dit zendingswerk is voortgekomen, functioneert sinds 1950 zelfstandig en telde in 2016 ongeveer 150.000 leden, verdeeld over meer dan 500 gemeenten.[2]

Theologische Universiteit Apeldoorn

Karakter van de prediking

De Christelijke Gereformeerde Kerk profileerde zich naast de Gereformeerde Kerken voornamelijk in haar 'doorstartperiode' als 'bevindelijk-gereformeerd' (getuige met name de vooroorlogse jaargangen van de prekenserie Uit de Levensbron [3][4][5] maar wel met de nodige aandacht voor gedegen en verantwoorde exegese en theologie.

In 1933 benadrukte Prof. Leendert Huibert van der Meiden het belang van een 'Schriftuurlijk-bevindelijke prediking'. Hij beklemtoonde "dat men niet alleen moet preken wat Christus voor de Zijnen deed, maar ook wat Hij door Woord en Geest in hun harten werkt", een zinsnede die uit de Institutie van Calvijn te herleiden is.

"We zijn geen levende lidmaten van Christus, omdat we gedoopt zijn, of omdat we belijdenis deden. Er zijn tal van onherboren bondelingen, die straks als kinderen des koninkrijks buiten geworpen worden. Zij bewijzen in hun leven duidelijk genoeg het leven des Geestes te missen. Werd u ooit schuldenaar zoals de verloren zoon? Riep u ooit uit diepte van ellende? Hebt u de noodzakelijkheid van de Borg leren verstaan?" (Prof. L.H. Van der Meiden).

Prof. G. Wisse (1873-1957) benadrukte in zijn boekje De ambtelijke bediening van Christus in de gelovigen "dat wie de ware en volle Christus wil verkondigen, ook deze zijde (namelijk het bevindelijk functioneren van de drie ambten van Christus) naar voren zal brengen."

Prof. Willem Kremer (1896-1985) schreef in 1954 "dat de terechte kritiek op veel prediking is, niet dat ze te weinig exegetisch, te weinig dogmatisch, zelfs niet te weinig actueel is, maar dat zij te weinig geestelijk is."

'Gods soevereiniteit' en 'de menselijke verantwoordelijkheid' moeten beide in de prediking ten volle gehandhaafd worden: "Er mag niet vrijblijvend voor toeschouwers gepreekt worden. We worden eenzijdig waar we óf alleen maar de soevereiniteit van God prediken in Zijn uitdeling van het heil en waar de verantwoordelijkheid van de hoorder wordt verzwegen óf waar alleen de verantwoordelijkheid wordt gepreekt en het lijkt alsof de mens het heil binnen eigen bereik heeft en er voor het werk van de Heilige Geest in ons geen plaats en noodzaak meer lijkt te zijn." (bundel Priesterlijke Prediking).

Prof. J. Hovius (1900-1979) werd in 1947 hoogleraar Kerkrecht en Kerkgeschiedenis aan de Theologische Hogeschool in Apeldoorn: "De 'voorwerpelijke zijde' bestaat in de verzoening door het plaatsbekledend lijden en sterven van Christus. Door de arbeid van Zijn ziel heeft Hij de vergeving verworven en verzoening aangebracht. En mede door deze arbeid heeft Hij de levendmakende Geest verworven, die nu de aangebrachte verzoening zal toepassen en bovendien het hart zal vernieuwen. Dit alles is de voorwerpelijke zijde, waar nu de 'onderwerpelijke zijde' bij moet komen. En de onderwerpelijke zijde is, dat die Geest van Christus de verworven verzoening toepast."

"Van nature is de mens niet uit God geboren, maar dan is het zoals de Heere Jezus zegt: wat uit vlees geboren is, dat is vlees, of om het nog anders te zeggen: dan zijn wij uit de vader de duivel. Krachtens het werkverbond staan alle mensen schuldig voor God. Krachtens onze geboorte uit Adam hebben wij allen een verdorven natuur." "Wil het wel met u zijn, dan moet dat u met oprechte droefheid vervullen. Dan moet dat u doen vluchten tot de Almachtige God, die zulk een heerlijke en gezegende verandering kan geven. Het is 'het heerlijk werk van de wedergeboorte van de mens', waardoor hij van dood levend wordt. Het komt openbaar in een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben. In het nodig krijgen van een levende Borg. In het haten en vluchten van de zonden."

Prof. F. Lengkeek (1871-1932): "Hebben wij de Heilige Geest ontvangen? Die vraag bedoelt in de eerste plaats, of wij uit de dood zijn overgegaan in het leven, en krachtens deze overgang onze doodstaat van nature kennen en onze zaligheid buiten onszelf in Jezus Christus zoeken. Mogelijk zijn er onder ons, voor wie deze vraag niet klemmend is. Zij hebben genoeg aan wat zij zijn, hebben, weten, kunnen en zullen. Ze zijn min of meer godsdienstig, nemen min of meer hun plichten waar, leven niet berispelijk, zijn in menig opzicht voorbeeldig, maar daar blijft het bij. De vraag of zij de Heilige Geest ontvangen hebben, is er één die in de prediking zeker op z’n plaats is, maar die persoonlijk tot hen gericht wrevel opwekt. Dezulken kunnen zich dan ook uitnemend daarin vinden, waar men uitgaat van de stelling, dat de Heilige Geest zeven weken na de offerande van Christus is uitgestort en toen gemeengoed van de kerk geworden is. Wie dus tot de kerk behoort, heeft de Heilige Geest. Wij achten dit een misleidende, verderfelijke stelling, waarvoor nergens in de Heilige Schrift enige grond gevonden wordt. Vergeten wij toch niet, dat er geen collectief, geen gemeenschappelijk oordeel zal zijn, maar een particulier, een persoonlijk. Ieder voor zich zal eenmaal aan God rekenschap te geven hebben. En zo wij persoonlijk de Heilige Geest niet ontvangen hebben, zo zullen wij ook geen deel hebben aan het zijn in Christus."

Zoeken naar verbinding

De christelijke gereformeerden voelden zich van meet af aan geroepen tot 'vereniging van alle gereformeerden die ten volle wilden leven naar Schrift en Belijdenis'. Zo was er al snel aandacht voor een vereniging met de inmiddels in 1907 ontstane Gereformeerde Gemeenten. In 1919 schopte de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk echter tegen het verkeerde been door de uitspraak: "dat alle Gereformeerden uit alle kerken, naar eis van de Heilige Schrift en Formulieren van Enigheid geroepen zijn zich tot de Christelijke Gereformeerde Kerk te voegen." In 1922 zwakte de synode deze uitspraak af en spraken uit dat zij ook in de Gereformeerde Gemeenten een gelijkwaardige en wettige openbaring van het lichaam van Christus wilden erkennen. Op dezelfde wijze en in dezelfde geest zoals de Christelijke Afgescheidenen en de Kruisgemeenten elkaar in 1869 vonden, stond men open voor een vereniging met de Gereformeerde Gemeenten. Andersom bleek echter enige gereserveerdheid. Ds. G.H. Kersten verweet de Christelijke Gereformeerde Kerk 'gebrek aan beginsel'. Ook wilde hij - evenals de dolerenden met Kuyper - de Nederlandse Hervormde Kerk niet als ‘vals’ bestempelen zolang er in deze kerk nog ‘oprechte kinderen Gods’ verbleven.

Volgens ds. J.J. van der Schuit was het 'christelijk-gereformeerd beginsel' evenwel het 'beginsel der Afscheiding.' In een artikelenserie van zijn hand, dat in 1919 verscheen in boekvorm ‘Na vijf en twintig jaren’, beginseltrouw contra beginselverzaking, zette hij uiteen wat dit ‘beginsel der Afscheiding’ volgens hem 'kerkrechtelijk' en 'dogmatisch' inhield. "Wij christelijk gereformeerden, leven nog immer uit 't beginsel der [af]Scheiding." "Neen, niet al wat uit de [af]scheiding [opgekomen is] is uit God, en al wat uit de doleantie [gesproten] is, uit mensen. Integendeel, ook de mannen der [af]scheiding hadden evengoed gebreken als die der doleantie, gelijk zij ook beide waardeerbare eigenschappen bezaten. Veel dat in de kerk der afscheiding was, kan moeilijk door ons worden toegejuicht. Het gaat hier echter niet over personen, die hun zwakheden hadden, noch over zaken die beter hadden gedaan kunnen worden, maar het raakt hier de beginselen." "De Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, naar grondslag en levensbeginsel beoordeeld is de enige wettige voorzetting van de kerk der [af]scheiding [van 1834]." "De [af] scheiding, die uit de ader van 't waarachtig geestelijk leven, uit de diepte van de nood der ziel geboren is, had tot wapenspreuk: wat zegt de Heilige Schrift?, wat eist de gereformeerde belijdenis?"

Van der Schuit had een kerkelijk standpunt dat uitging van het ideaal, en hieromtrent waren binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk vanaf het beginstadium verschillende visies waar te nemen, (overigens ook al vanouds onder de afgescheidenen: De Cock vs. Scholte) met aan de ene zijde ds. J.J. Van der Schuit (1882-1965) en aan de andere kant ds. P.J.M. de Bruin (1868-1942). De verschillende visies groeien na de Tweede Wereldoorlog uit tot een scheidslijn die steeds scherper geworden is, namelijk in een stroming die zich in de richting bewoog van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en een stroming die verwant bleef aan de rechterflank van de gereformeerde gezindte: de Gereformeerde Gemeenten etc.

Discussie over het genadeverbond met de Gereformeerde Gemeenten

Een kenmerkend verschil dat boven water kwam drijven tussen de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Gemeenten was de uitwerking van de leer over het Genadeverbond. Vanuit de Gereformeerde Gemeenten werden bezwaren naar voren gebracht, hoe deze leer binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk werd verwoord. In dit opzicht stonden de christelijke gereformeerden overigens wel op één lijn. Dit blijkt uit het feit dat zowel Prof. J.J. van der Schuit, ds. J. Jongeleen, als Prof. P.J.M. de Bruin de leeruitzetting over het genadeverbond zoals vanouds binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk geleerd, tegenover ds. G.H. Kersten hebben verdedigd. Toen ds. Kersten een poging deed om Prof. G. Wisse aan zijn zijde te krijgen, koos deze publiekelijk voor de zijde van Prof. P.J.M. de Bruin en de christelijke gereformeerde verbondsopvatting, hoewel er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk ook wel 'gematigd twee-verbonders' waren, waaronder ds. G. Salomons. Laatst genoemde pleitte ervoor: "beide lijnen moeten elkaar in evenwicht houden: verkiezing en verwerping opkomend uit het souverein welbehagen, werken en doel ter verheerlijking Gods. [Maar] de verkiezing in de Heilige Schrift [wordt ons] niet slechts in abstracto, maar veeleer in concreto geopenbaard (ook de verwerping), n.l. in verband gebracht wordt met onze mensheidsgeschiedenis en de geschiedenis des heils." "Infra en supra behoren in de kerk niet tegenover elkander te staan, ze staan naast elkander, vullen elkander aan, kunnen elkander in het evenwicht houden."

In de Gereformeerde Kerken werd gesteld: alle bondelingen (dopelingen), zijn in principe verkorenen "tenzij....", in de Gereformeerde Gemeenten stelde men: alleen de verkorenen zijn de echte bondelingen (dopelingen), alleen voor hen gelden de beloften van het verbond. Niet-uitverkorenen behoren niet wezenlijk tot het genadeverbond. Voor hen, die wel gedoopt zijn, geldt slechts een "verkeren op het erf van het verbond."

Waar de Gereformeerde Gemeenten verbond der verlossing en verbond der genade vereenzelvigden, benadrukte de Christelijke Gereformeerde Kerk het onderscheid tussen beide. Het genadeverbond behoort tot 'Gods heilsbedeling in de tijd'. Vanuit de verkiezing en vanuit het verbond der verlossing, vanuit het onderhandelen en beraadslagen van de drie Personen in God onderling, treedt God in het genadeverbond naar buiten in de openbaring en bekendmaking van Zijn heil en genade, niet slechts aan de uitverkorenen, maar aan gevallen zondaren."

Zo zijn de volgende verschillen tussen beide verbonden aan te wijzen:

  • 1. Er is verschil in tijd van oprichting. Het verbond der verlossing is door God opgericht in de eeuwigheid "voor de grondlegging der wereld". Het genadeverbond is door God opgericht in de tijd: met dit verbond gaat de Heere in in de historie.
  • 2. Er is verschil tussen partijen in het verbond. In het verbond der verlossing is sprake van de Drie Personen in God als partijen, die een verbond sluiten (ook wel raad des vredes genoemd). In het genadeverbond zijn de partijen enerzijds God en anderzijds Abraham en zijn natuurlijk zaad (onder het Oude Verbond), de gelovigen en hun natuurlijk zaad (onder het Nieuwe Verbond).
  • 3. Er is verschil in de plaats van de mens in beide verbonden. In het verbond der verlossing gaat het over de mens of, beter gezegd, over het geheel van de nieuwe mensheid in tegenstelling tot de verkiezing waarin het gaat over menselijke personen die uitverkoren worden. In het genadeverbond gaat het om Gods handelen met de mens.
  • 4. Er is verschil tussen de plaats van Christus in beide verbonden. In het verbond der verlossing is Christus Hoofd van het verbond, in Wie alle verkorenen en alleen de verkorenen wezenlijk begrepen zijn. In het genadeverbond is Christus de Middelaar van het verbond. In het offer en daarmee in het Borgwerk van de Heere Jezus is het genadeverbond gefundeerd, terwijl het al het heil dat Christus door Zijn Borgwerk verworven heeft en op grond van Zijn Borgwerk nog beheert en ten uitvoer brengt tot inhoud heeft.
  • 5. Er is verschil in duurzaamheid. Het verbond der verlossing, het pact tussen de Drie Personen in God is onverbreekbaar; het genadeverbond is van Gods kant evenzeer onverbreekbaar, (het is niet een verbond van eeuwigheid, wel een verbond tot in eeuwigheid), door de bondelingen van hun kant kan het verbond wel verbroken worden.[6]

Ds. J. Schotel benadrukte in zijn prekenbundel Zestal leerredenen over verschillende teksten des Nieuwen Testaments dat er volgens hem 'groot onderscheid tussen gedoopte en ongedoopte kinderen' bestaat. "De ongedoopte kinderen liggen 'buiten het verbond Gods' maar de gedoopte kinderen zijn 'bondelingen' zoals de Heidelbergse Catechismus zegt. Dit onderscheid maakt de verantwoording voor kinderen uit christelijke ouders des te zwaarder, in het geval zij onbekeerd sterven. Want het onderscheid verandert onze staat voor God niet. Zonder de toepassing door Goddelijke genade blijven wij onbekeerd voortleven."

"Mogelijk zegt u, het is zo, maar wat moet ik doen? Wat u doen moet, leert u Gods Woord. U moet geloven. Wat? Dat Christus uw Borg is? Dit zegt Gods Woord niet, maar dat God is, die Hij is [Exodus 3: 14], en een beloner degenen die Hem zoeken [Hebreeën 11:6]. Gij moet geloven dat God is zoals Hij Zich in het Evangelie aan zondaren openbaart [Johannes 3: 16]. U zegt mogelijk: maar die verzoening die Christus teweeg bracht is toch niet algemeen? Nee, zij geldt slechts de uitverkorenen. Maar wijst mij deze eens aan? Wie weet dat? God laat zondaars roepen tot Zijn gemeenschap, en dus ook u! God roept u, en deze roeping vloeit niet uit de wet, maar uit het Evangelie. De bazuin van de evangelische roeping wordt gehoord op het terrein van het genadeverbond. En tot dat verbond behoort u volgens het doopsformulier. Daarvan draagt gij het teken en zegel aan uw voorhoofd, bij welke doop de Heere beloofd heeft, dat zo u Hem zoekt, Hij zeker door u gevonden zal worden.”

Christelijke Gereformeerde Kerk Bunschoten
voormalig kerkgebouw Christelijke Gereformeerde kerk van Lutjegast
Christelijke Gereformeerde-Kerk Poederoijen
Christelijke Gereformeerde Kerk Ouderkerk aan de Amstel

Ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog

Na de Tweede Wereldoorlog signaleerden verschillende predikanten binnen de Christelijke Gereformeerde Kerk (sinds 1947 Kerken) dat binnen het kerkelijke leven wel steeds meer nadruk gelegd werd op de “voorrechten” die de objectieve zijde van het genadeverbond met zich meebrengt, maar de aandacht voor de persoonlijke toepassing (de subjectieve kant), de eis van geloof en bekering en de uiteenzetting hoe de Heilige Geest dit uitwerkt in de gelovige (de heilsweg) minder werd. De roep om zich losser te maken van het 'bevindelijke verleden' werd sterker. De prediking die als vanouds gestempeld werd door 'nadruk op noodzaak van onze ellende kennis', en ‘verschillende standen (verschijningsvormen of hoedanigheden) in het geestelijke leven’ (in de preken aangeduid als ‘onbekeerden’, ‘bekommerden’, ‘meer verzekerden’, toevluchtnemend geloof, meer verzekerd geloof etc.). Velen komen echter niet tot ‘heilszekerheid’ en daarom moet meer nadruk gelegd worden op 'verbond', en 'belofteprediking' in plaats van 'bevinding'. Men sprak als kerkverband uit: van een sterk subjectieve inslag naar een meer objectieve belofteprediking te zijn gegroeid. De band tussen belijdenis doen en deelname aan het Heilig Avondmaal werd aangehaald door aanpassing van de belijdenisvragen. Ook ontstond het verlangen, (de geloofsworsteling om persoonlijk zielenheil neemt onder een verbondsmatige prediking gecombineerd met een optimistische gemeentebeschouwing af), naar het zingen van meer nieuwtestamentisch getinte liederen' waarin meer dan de Oudtestamentische psalmen (met veel uitingen van klacht en verlangen naar het komende heil) het geluid van de aangebrachte verlossing klinkt.

Deze koerswisseling verklaart de steeds grotere sympathie die ontstond voor de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en aanverwante kerken, waar vanouds al vooral 'verbondsmatig' gepreekt wordt en niet zozeer ‘bevindelijk’.

Overeenkomsten en verschillen met de Gereformeerd Vrijgemaakten

Op het eerste gezicht hebben de Christelijke Gereformeerde Kerk en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt veel overeenkomsten, zowel theologisch als historisch. Beide kerkverbanden stonden na de Tweede Wereldoorlog te boek als klassiek gereformeerd. Wat Prof. K. Schilder met dr. A. Kuyper gemeen had, was zijn poging om actief een hecht gereformeerd cultuurleven op te bouwen, dat zich niet isoleerde, maar vormend op de maatschappij moest inwerken. In dat opzicht stonden dr. K. Schilder en de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt in de lijn van de neo-calvinisten. Schilder wilde zich echter niet buiten de kaders van 'Schrift en belijdenis' begeven. Hij was wars van een 'inhoudsloos oecumenisch christendom'. Als men hem vroeg naar zijn dogmatiek, haalde hij de Drie Formulieren van Enigheid voor de dag, en zei: dat is mijn dogmatiek (De dogmatische betekenis der Afscheiding). Schilder bestreed de theologie van Karl Barth die de Bijbelse verhalen (hoewel getuigend van de ware levende God en Zijn wereld) aangaande de schepping en val "fantasie" noemde, de predestinatieleer van Calvijn verwierp en neigde naar een alverzoening. Schilder noemde Prof. G. Wisse "mijn altijd gerespecteerden filosofisch-dogmatische cursus-leermeester", als het ging om het zoeken naar antwoorden op de moderne theologie en filosofie. Schilder stond ook negatief tegen de heersende opvatting van de 'veronderstelde wedergeboorte' in de Gereformeerde Kerken. Het verschil met de christelijke gereformeerden was dat deze leren dat het heil, zoals dat in de beloften van de doop wordt toegezegd en geschonken, moet worden 'deelachtig gemaakt in de weg van wedergeboorte, bekering en geloof. Bij Prof. K. Schilder en de Gereformeerd Vrijgemaakten heerst het objectieve element. Zij zijn afkerig van in hun ogen 'subjectivistische' of 'bevindelijke prediking'. De Vrijgemaakten laten verbond en vervulling samenvallen. Alle verbondskinderen (gedoopten) worden beschouwd worden als kinderen van God. De leer van bekering en wedergeboorte functioneerde in deze kerken niet. Dit wil niet zeggen dat volgens Schilder en de Vrijgemaakten het geloof geheel buiten de persoon omgaat. Zij wilden echter het 'bevindelijke element' niet op de voorgrond plaatsen, omdat zij in 'bevindelijke prediking' bepaalde excessen zagen van het spoor van de reformatie. Dat deze gedachte nog voortleeft blijkt uit de uitspraak van de Nederlands gereformeerde predikant drs. L. G. Compagnie in zijn boekje 'Alverzoening?' „We leven in een tijd waarin individualisme centraal staat, en ook door de invloed van piëtisme en Nadere Reformatie is het accent op persoonlijk heil toegenomen, maar de vraag ”Hoe kom ik in de hemel” kan ook te veel in het middelpunt komen te staan. We lopen dan het gevaar te veel met onszelf, het individu bezig te zijn, en te weinig oog te hebben voor het geheel van Gods verlossingswerk." De prediking binnen de Gereformeerde Kerken en Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt was vanouds vooral 'heilshistorisch' van aard (het grote verhaal). Een bepaalde hoek binnen dit deel van het Nederlands protestantisme heeft daarom samen met de Nederlands Gereformeerde kerken momenteel veel aansluiting bij bijvoorbeeld de Engelse theoloog Tom Wright. Een ander deel met name in de voormalige Gereformeerde Kerken viel ten prooi aan volledige vrijzinnigheid nadat de wissel rondom het 'absoluut gezag van de Heilige Schrift' eenmaal was omgezet (Kuitert).

Toen het bevindelijke element in de Christelijke Gereformeerde Kerken ook teloor dreigde te gaan, waren er regelmatig predikanten of gemeenten die zich losmaakten en over gingen naar andere (meer bevindelijke) kerkverbanden, met name de Gereformeerde Gemeenten.

Andersom echter, was het juist ds. R. Kok (1890-1982) die zich met zijn gemeente aansloot bij de Christelijke Gereformeerde Kerken (1956), nadat hij geschorst was in 1950 als predikant in de Gereformeerde Gemeenten vanwege 'vereenzelviging van de beloften van het evangelie en het aanbod van genade'.

De kanselboodschap van 1953

In 1952 verlieten ds. E. du Marchie van Voorthuysen als ds. J. G. van Minnen de Christelijke Gereformeerde Kerken. Daarnaast kreeg de synode van 1952 te maken met een kritisch rapport van de classis Dordrecht onder leiding van ds. M. Baan. Naar aanleiding hiervan kwam het in 1953 zover dat er een 'kanselboodschap' [7] werd uitgegeven op aandrang van Prof. Gerard Wisse. De kanselboodschap was voornamelijk uit zorg rondom de prediking, “de ernst in de behandeling der ons toebetrouwde zielen”.[8]

De kanselboodschap die in alle Christelijke Gereformeerde Kerken werd voorgelezen, was gericht aan alle predikanten, hoogleraren, ouderlingen, jeugdleiders, gemeenteleden en riep op: "in de prediking te blijven benadrukken: Dat zalig worden een wonder blijft, en de noodzakelijkheid van wedergeboorte door de Heilige Geest niet uit het oog mag worden verloren. Nodig is dat wij in de bevindelijke weg leren, dat wij God kwijt zijn, en van nature in een verbroken werkverbond liggen, dood door de misdaden en de zonden, en wij alleen door een oprecht geloof Christus en al Zijn weldaden deelachtig kunnen worden."

Latere ontwikkelingen

De uitwerking van de kanselboodschap (die ging vooral over de prediking) is evenwel beperkt gebleven, want de ontwikkelingen gingen door. De generale synode benoemde in 1953 Prof. B.J. Oosterhoff als opvolger van Prof. L.H. Van der Meiden. Oosterhoff publiceerde tal van studies, die in de rechterflank van de gereformeerde gezindte bezwaren opriepen, en zelfs in behoudend gereformeerd vrijgemaakte hoek vond men de stellingen van Prof. Oosterhoff te ver gaan. De bevindelijke prediking binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken nam gedurende de jaren zestig en zeventig sterk af. Terwijl andere kerkverbanden stelling namen tegen de opkomst van de televisie in de huiskamer, werd het bezit en gebruik daarvan binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken min of meer stilzwijgend geaccepteerd en zelfs als een uitdaging gezien om het evangelie verder uit te dragen. Bezwaren uit de rechterflank lagen niet op het gebied van de uitvinding van de televisie op zich, maar meer dat het gebruik van de televisie in de huiskamer grote gevolgen zou kunnen hebben voor de levensstijl en de maatschappelijke normen en waarden van individuele gemeenteleden. Deze discussie en andere zaken zoals het streven naar liturgische vernieuwing (in 1963 gaf de generale synode de NBG-vertaling vrij voor gebruik) leidde opnieuw tot grote verontrusting.[9][10]

Huidige theologische posities en discussies

Heden ten dage kenmerken de Christelijke Gereformeerde Kerken zich door een zeer grote verscheidenheid op het gebied van theologie, liturgische gebruiken en levensstijl. Evenals andere orthodox gereformeerde kerkverbanden houdt de synodale lijn van de Christelijke Gereformeerde Kerken vast aan het gezag van de Bijbel als zijnde het door God geïnspireerde Woord, en de leer zoals samengevat door de algemeen christelijke en gereformeerde belijdenis geschriften de (Drie Formulieren van Enigheid): de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de Heidelbergse Catechismus en de Dordtse Leerregels. De uitleg van de Bijbel gaat volgens de beginselen van de gereformeerde hermeneutiek. "De gereformeerde Schriftbeschouwing of hermeneutiek wil rekenen met tijd en cultuur van toen en van nu maar niet zo dat de cultuur gaat heersen over het gegeven Woord. De uitleg van de Bijbel vraagt om een vergelijking van Schrift met Schrift. Zij houdt daarbij rekening met de geschiedenis van het heil in de voortgang van het Oude naar het Nieuwe Testament." Maatschappelijk-ethische thema's op basis van de beginselen van de christelijke ethiek, zoals de omgang met abortus, euthanasie, en praktiserende homoseksualiteit. Deze verschijnselen die met name in de Grieks-Romeinse wereld (hellenistische cultuur) ook al voorkwamen, heeft het vroege christendom altijd afgewezen en hier primaire waarden van het christelijk geloof tegenover gezet: de beschermwaardigheid van het leven, omdat het door God geschapen is, en huwelijkstrouw als een verbond tussen één man en één vrouw waaruit vruchtbaarheid kan voortkomen. Het huwelijksverbond is een centraal thema in de Bijbel waarmee ook de band tussen Christus en Zijn gelovigen wordt afgebeeld. Het christelijk geloof ziet de norm nooit los van het aspect van de liefde.

Discussie rondom schepping en evolutie

Op een congres op 22 september 2017 dat plaatsvond naar aanleiding van het boek van de theoloog Gijsbert van den Brink, 'En de aarde bracht voort', spraken de hoogleraren Eric Peels en Arnold Huijgen zich uit tegen de opvatting dat de Bijbel dwingend een jonge aarde zou veronderstellen.[11] De hoogleraren kiezen met deze stellingname voor de lijn die door Prof. dr. Oosterhoff in de jaren vijftig al werd uitgezet. In De Wekker van 22 mei 2015 stelde ds. P.L.D. Visser evenwel grote vraagtekens achter de poging tot harmonisatie van schepping en evolutie door Van den Brink. Met name de ‘staat der rechtheid’, de zondeloze staat van vóór de zondeval zonder lijden en dood is volgens hem onmogelijk te rijmen met een ontwikkelingsproces van evolutie, waarbij sprake is van gevecht om overleving.[12]

Discussie over homoseksualiteit en homoseksuele relaties

In 2013 namen de Christelijke Gereformeerde Kerken een besluit over homoseksualiteit en homoseksuele relaties. In 2003 kwam dit onderwerp – naar aanleiding van een appelzaak – op de tafel van de classis Zwolle. De synode van 2007 besloot een studiecommissie in te stellen die een kerkelijke uitspraak moest voorbereiden. Uiteindelijk heeft de generale synode 2013 een uitspraak gedaan op basis van een studierapport. Daarbij heeft de synode ook een handreiking voor kerkenraden gepubliceerd. Verscheidene kerken vroegen een revisie van dat besluit aan. De generale synode 2016-2017 is echter gebleven bij het oorspronkelijke besluit: "Homoseksualiteit is een gevolg van de gebrokenheid van de schepping. De Heere gaf het huwelijk, [als een verbond tussen één man en één vrouw] waarbinnen de gave van seksualiteit beleefd mag worden." De homoseksueel op zichzelf is niet zondiger als de heteroseksueel, [want alle mensen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods Rom. 3: 23]. Het geloof in Jezus Christus "zet ook de seksualiteit in een nieuw kader van de verlossing in Hem." "Wie gelooft, zal door de Heilige Geest vernieuwd worden. Bij die vernieuwing hoort ook de strijd tegen zondige verlangens." [13]

Liturgie

Liturgisch zijn er grote verschillen binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken in de eredienst. Sinds 2004 is er de vrijheid om liederen te zingen die wat betreft de inhoud passen bij de klassieke gereformeerde belijdenis, en wat betreft de vormgeving passen binnen de gereformeerde liturgie. Deze formulering is opgesteld om te voorkomen dat iedere nieuwe bundel of nieuw lied opnieuw beoordeeld moet worden en vermeld moet worden op een lijst met goedgekeurde liederen of een zwarte lijst. Hierdoor is het mogelijk om selectief gebruik te maken van meerdere bundels,

In de behoudende gemeenten worden alleen psalmen gezongen onder begeleiding van het orgel. In veel andere gemeenten worden psalmen en gezangen gezongen uit het Liedboek voor de Kerken en met enige regelmaat ook liederen uit andere bundels, zoals Opwekking, Op Toonhoogte, Weerklank, waarbij de liedteksten geprojecteerd worden door en beamer. De meeste liederen worden begeleid met het orgel, soms ook met de piano.

Volgens het rapport Stijlvol samenkomen dat onder verantwoording van de synode werd uitgegeven in 2012 "zijn er geen principiële redenen om binnen het raam van het wezen van de eredienst geen variatie aan te mogen brengen in vormgeving en uitingen in de eredienst. Gewaakt dient te worden voor oppervlakkigheid." "Door het toegenomen opleidingsniveau en mondiger opvoeding, zijn er mensen die geen genoegen willen nemen met eenrichtingsverkeer. Men wil zelf een bijdrage leveren aan de eredienst door bijvoorbeeld een getuigenis, het uitspreken van een gebed of door muziek. Aan deze tendensen kan worden tegemoet gekomen als er een goed draagvlak voor is in de gemeente. Daarbij mag nooit de persoon in het midden van de belangstelling komen te staan. Bij een getuigenis dient het te gaan om Gods werk, het gebed moet tot stichting dienen en muziek zal tot Gods eer dienen te zijn." [14]

In 2013 werden de kerken voor de vraag gesteld in hoeverre het passend is uitingen van de huidige cultuur zoals dans en drama een plek te geven in de gereformeerde eredienst. De Generale Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken oordeelde in 2017 dat hiervoor onvoldoende Bijbelse grond te vinden is.[15]

Op een symposium Heilige Huizen, op woensdag 29 januari 2019 georganiseerd door 'Geloof in het gezin', een project van de Christelijke Gereformeerde Kerken om ouders en kerken te ondersteunen in de christelijke opvoeding, plaatste professor Maarten Kater, hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn voorzichtig enkele vraagtekens achter het gebruik van de kindernevendienst. Kater stelde zijn publiek de vraag: "Als wij met onze kinderen verschijnen voor het aangezicht van de Heere, sturen we de kinderen dan niet te gemakkelijk weg? Vaak wordt gedacht dat kinderen in de eredienst alles moeten kunnen begrijpen. Dat is een eenzijdig beeld. Denk ook eens aan de affecten, de genegenheden en de indrukken in een kinderziel. En wie is niet verwonderd als hij merkt dat een kind veel van de preek heeft opgevangen?" In zijn voordracht knoopte Kater aan bij de aanduiding 'godsdienstoefening', zoals de kerkdienst vroeger vaak werd genoemd. "Dat is een mooi woord. Het oefenen van wat de Heilige Geest wil werken, gaandeweg tijdens het luisteren. Dat vraagt ook iets van de prediker: hij moet geen onbegrijpelijke taal gebruiken of steeds hetzelfde zeggen".[16]

De vrijheid van plaatselijke kerken en het christelijk-gereformeerd profiel

De onderlinge verscheidenheid binnen de kerken is voor een groot deel het gevolg van de vrijheid die de synode gegeven heeft aan de plaatselijke kerken. De Christelijke Gereformeerde Kerken blijken echter uiteen te groeien in een bijna onhoudbare spagaat "waarbij de linker- en de rechterflank in de kerk elkaar niet meer verstaan." Op plaatselijk niveau wordt [waar afgeweken wordt van de synodale norm] "de binding met het kerkverband minder en men begrijpt de historisch gegroeide regelingen niet of willen die niet meer. "Veel gemeenten die willen afwijken van de synodale lijn, beroepen zich op de vrijheid waarbij men aangeeft "dat de opbouw en eenheid van de gemeente ermee worden gediend." Vanuit de synodale hoek klinkt steeds meer protest daar men van mening is, dat sommige kerken zich in hun opvattingen en praktijken plaatsen buiten de kaders "die de Generale Synode biddend, met geopende Schriften en na onderlinge gesprekken besluit als bindend heeft vastgesteld voor de kerken." Volgens ds. P.D.J. Buijs, preses van de laatst gehouden generale synode is er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken "sprake van een normatief standpunt over [bijvoorbeeld een heet hangijzer als] de vrouw in het ambt". Prof. Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis en kerkrecht stelde tijdens een landelijke ambtsdragersvergadering op zaterdag 30 maart 2019: "Dus kun je niet zomaar bepaalde dingen toelaten of gedogen. Gemeenten die eigenmachtig besluiten vrouwelijke ambtsdragers te benoemen, stellen zich buiten de kerk." Vanuit de linkerzijde stelt men daar tegenover: "dat de CGK samenwerking sterk gestimuleerd heeft [met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en Nederlands Gereformeerde Kerken] en verantwoordelijk zijn voor het feit dat deze [samenwerkings]gemeenten ontstaan." [17]

Volgens Prof. Herman Selderhuis "willen de Christelijke Gereformeerde Kerken gereformeerd zijn." "Gereformeerd hangt nauw samen met de oude trits sola gratia, sola scriptura en sola fide." "Sola scriptura: de Schrift als norm en bron", "ook als die anders spreekt dan wat ik wil horen en dan wat past bij de cultuur." "In het beginsel sola fide (alleen door het geloof) zit de rijke traditie van het leven in de vreze des Heeren". "We kunnen over geloof spreken dat het onbereikbaar wordt, dat het onmogelijk wordt om aan behoud te denken. Wie die kant op wil moet maar eens lezen wat de reformatorischen van de Nadere Reformatie en de Puriteinen daar echt over geschreven hebben. Maar veel erger nog is het als de noodzaak van geloof niet eens meer genoemd wordt. Of dat er zoveel gesproken en gezongen wordt hoe mooi het is dat ik geloof, dat mijn geloof meer eer krijgt dan mijn God en de vraag of ik wel het ware geloof heb niet eens meer gesteld mag worden." "En dan als derde sola gratia. Gereformeerd is niet: ik heb gevonden, maar ik ben gevonden. Dan gaat het over verkiezing, over de rijkdom die in de Dordtse Leerregels beschreven wordt. Niet over de wens eens gevonden te worden, maar over de zekerheid van het gevonden zijn." [18]

Stromingen

Naast de hieronder meer in detail beschreven 'rechtervleugel' en 'linkervleugel' bestaat er in de Christelijke Gereformeerde Kerken ook nog een flinke 'middengroep'.

De rechter vleugel: Bewaar het pand

Door een bezorgde groep predikanten werd – ook om te voorkomen dat nog meer 'behoudende' predikanten het kerkverband zouden verlaten – in 1966 de Stichting Bewaar het Pand opgericht. Hierbij waren onder andere betrokken ds. P. Sneep, ds. M.C Tanis, ds. G. Blom, ds. H.C. van der Ent, ds. D. Slagboom, ds. R. Kok, ds. H. van Leeuwen en ds. M. Baan. De 'panders' willen vast houden aan de ‘schriftuurlijk-bevindelijke prediking’ waarin aandacht geschonken wordt aan de persoonlijke toepassing van het heil.[19] Prof. L.H. van der Meiden, jarenlang hoogleraar aan de Theologische School van de Christelijke Gereformeerde Kerken, heeft met enige regelmaat over de inhoud van het woord 'bevinding' geschreven, en geeft daaraan de volgende definitie: "Bevinding is dat wat de ziel ondervindt als de Geest werkt in het hart, de liefde van Christus het hart vervult, de verzoening met God genoten wordt, maar ook: wat gelovigen missen en lijden in duisternis en twijfel en doormaken in verachtering der genade en bestrijding, naar de Schrift."[20]

Binnen de rechtervleugel handhaaft men het gebruik van de Statenvertaling omdat men van mening is, dat deze vertaling, hoewel een statig karakter en mindere vlotte lezing, nog steeds de meest betrouwbare vertaling uit de grondtalen (Hebreeuws en Grieks) is. Moderne of meer hedendaagse Bijbelvertalingen worden veelal beoordeeld als ‘minder juiste weergave van de grondtekst’ of ‘diepte van de woorden in de grondtaal is weg-vertaald’. Dit laatste kan relevant zijn, wanneer het gaat om discussies op theologisch of ethisch gebied.[21] Ondanks de handhaving van de Statenvertaling in de eredienst gebruiken veel leden (en met name de jongeren) uit deze kerken thuis niet meer deze - voor hen vaak moeilijke - vertaling.

Wat betreft de liturgie wil men niet meegaan in de uitbreiding van het aantal gezangen. Men wil blijven bij de 'enige gezangen’ die behoren bij de psalmberijming van 1773. De ‘gezangenkwestie’ is een discussie die al heel lang speelt binnen het Nederlands protestantisme. Met name in de periode rondom de Afscheiding van 1834 is er veel strijd over gevoerd.[22] Ook het aantal muziekinstrumenten wil men niet uitbreiden, men blijft het orgel verkiezen. Het gebruik van populaire muziekinstrumenten of stijl wordt afgewezen, evenals een alternatieve invulling van de eredienst in plaats van de prediking. Ten opzichte van bepaalde gebruiken zoals de kindernevendienst is men heel kritisch. Men ziet deze verschijnselen als in strijd met het karakter van de eredienst, namelijk ‘het komen voor Gods aangezicht’. De prediking behoort centraal te staan in het midden van de gemeente en kinderen horen daarbij óók aanwezig te zijn.[23]

Men is geen voorstander van eenheid met de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt of Nederlands Gereformeerde Kerken. Wat betreft de Hersteld Hervormde Kerk ligt dat anders. De Bewaar het Pand-richting binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken werkt op tal van terreinen samen met gelijkgezinden. Dat bleek bijvoorbeeld bij de interkerkelijke samenwerking bij de totstandkoming vanDe Bijbel met uitleg. Dit is een editie van de Statenvertaling zoals uitgegeven door de Gereformeerde Bijbelstichting met uitleg van moeilijke woorden en verzen en illustraties.

Het midden

Veel gemeenten behoren niet tot de linker of de rechter vleugel, maar behoren tot het midden. Deze gemeenten zijn niet heel progressief, maar ook niet zo conservatief als de groep rond Bewaar het Pand. In deze gemeenten kan men zowel de Statenvertaling als de Herziene Statenvertaling gebruiken en zingt men uit één of meerdere psalmberijmingen en selectief uit meerdere zangbundels. De bundel Weerklank is in deze middengroep in opkomst. Een vertegenwoordiger van deze middengroep was onder andere de bekende ds. Jan Hendrik Velema (1917-2007). Velema stond aan de wieg van de Evangelische Omroep, de Reformatorische Politieke Federatie, en het opinieblad Koers. Daarmee koos hij duidelijk voor een ander profiel als zijn rechtse broeders rondom ‘Bewaar het Pand’ die zich meer bij de Staatkundig Gereformeerde Partij en het initiatief tot oprichting van het Reformatorisch Dagblad thuis voelden. Niettemin liet Velema wel blijken beducht te zijn voor ‘remonstrantse invloeden’ vanuit bijvoorbeeld de ‘evangelische beweging’ waarbij onder meer sprake zou zijn van een oppervlakkig spreken over zonde en genade. Volgens hem mogen wij niet beginnen met te zeggen: ‘God heeft u lief; Christus is voor u gestorven’. Het invullen van onze naam bij Johannes 3: 16 is geen vanzelfsprekendheid. Ook andere predikanten binnen deze ‘middengroep’ geven aan evenals ‘de panders’ de nodige zorgen te hebben over de ontwikkelingen binnen de kerken.[24] De middengroep van de Christelijke Gereformeerde Kerken is vergelijkbaar met de positie van de Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk Nederland.

Kristlik-Grifformearde tsjerke Sigerswâld-De Wylp
Christelijke Gereformeerde Kerk Urk

De linkervleugel

Binnen de linkervleugel van de Christelijke Gereformeerde Kerken wil men ruimte voor progressieve theologische opvattingen (vrouw in het ambt, acceptatie van gelijkgeslachtelijke relaties in liefde en trouw etc.). Er zijn onder hen veel samenwerkingsgemeenten met (veelal progressieve) gereformeerd-vrijgemaakte kerken of Nederlands gereformeerde kerken.

Vanuit de progressieve hoek klinkt de roep om meer vrijheid betreffende liturgische vernieuwing (dans en drama in de eredienst). Door velen van hen wordt de Nieuwe Bijbelvertaling uit 2004 gebruikt, hoewel dit door de landelijke synode is ontraden. Ook klinkt uit deze hoek zo nu en dan kritiek op de gereformeerde belijdenisgeschriften (Heidelbergse Catechismus, Nederlandse Geloofsbelijdenis en de Dordtse Leerregels). Een vertegenwoordiger uit de progressieve hoek is dr. B. Loonstra momenteel verbonden aan de Christelijke Gereformeerde Kerk van Gouda. Deze predikant schreef meerdere boeken die opschudding teweeg brachten binnen de kerken. Van zijn hand verscheen onder meer: ‘Hij heeft een vriend. Homorelaties in de christelijke gemeente’. Mede op grond van de woorden uit 1 Korinthe 10 "Alles is mij geoorloofd", bepleitte Loonstra dat aan "homoseksuele relaties in liefde en trouw" binnen de gemeente van Christus ruimte gegeven zou moeten worden. Tegen deze opinie zijn bezwaren ingebracht dat een dergelijke exegese of uitleg van een Bijbeltekst geen recht doet aan het geheel van de Bijbel.

Christelijke Gereformeerde Kerk Gouda

Kerkelijke organisaties

De kerken hebben een eigen Theologische Universiteit te Apeldoorn. Hier studeren rond de honderd studenten. Daarnaast zijn er ongeveer dertig mensen die een eigen studieroute volgen. Ook zijn er rond de 25 promotiestudenten, die deels uit het buitenland komen. De Theologische Universiteit heeft nauwe contacten met de Theologische Universiteit te Kampen, onder andere door middel van een gezamenlijke onderzoeksgroep (BEST, Biblical Exegesis and Systematic Theology).[25]

In 2017 gaf de synode geen groen licht voor fusie tussen de eigen Theologische Universiteit Apeldoorn met de universiteit van de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt te Kampen en de predikanten opleiding van de Nederlands Gereformeerde Kerken. Dit is opmerkelijk omdat de CGK-synode zelf opdracht heeft gegeven tot een onderzoek naar een intensieve vorm van samenwerking. Op de achtergrond van dit besluit spelen de ontwikkelingen binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt mee, zoals de recente openstelling van 'de vrouw in het ambt' als gevolg van moderne hermeneutische inzichten (Bijbeluitleg).

Jeugdwerk

De beide vleugels binnen het kerkverband kennen hun eigen jeugdwerk. Vanouds is er het CGJO (Christelijke Gereformeerde Jongeren Organisatie), maar de progressieve koers van deze jongerenorganisatie leidde in de jaren tachtig van de vorige eeuw tot de oprichting van een conservatieve tegenhanger, het LCJ (Landelijk Contact Jeugdwerk). Deze organisaties werken apart, maar op projectbasis ook samen.

Bladen

De officiële publicatie van de Christelijke Gereformeerde kerken is De Wekker, die tweewekelijks verschijnt. Daarnaast zijn er het blad Doorgeven (dit geeft een beeld van het werk in de zending, evangelisatie en hulpverlening) en Vrede over Israël.

Recente ontwikkelingen

Samenwerking met andere kerken

Met de Nederlands Gereformeerde Kerken hebben de Christelijke Gereformeerde Kerken inmiddels al jaren een nauwe betrekking, evenals met de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt. Plaatselijk is er vaak sprake van samenwerking, op enkele plaatsen ook met de voormalige Gereformeerde Kerken in Nederland (nu onderdeel van de Protestantse Kerk in Nederland). Met name vanuit de behoudende vleugel van de Christelijke Gereformeerde Kerken is er veel kritiek op de recente veranderingen binnen de NGK en GKV, zoals de openstelling van de kerkelijke ambten voor vrouwen. Dit zet verdere samenwerking onder druk.

In 2010 besloot de CGK-synode kanselruil met predikanten uit de Hersteld Hervormde Kerk mogelijk te maken. De synode van de Hersteld Hervormde Kerk besloot in 2012 dat ook in omgekeerde richting toe te staan.[26]

In 2013 gaf de synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken toestemming om predikanten uit de Protestantse Kerk Nederland die Schrift en de gereformeerde belijdenis in ere houden voor te laten gaan op de Christelijke Gereformeerde kansels. Van een brede openstelling van kansels voor predikanten vanuit de Protestantse Kerk Nederland is echter geen sprake, ook niet van het erkennen van elkaars attestaties zonder meer.

Gevolgen van de secularisatie en invloed evangelische beweging

De secularisatie gaat aan de Christelijke Gereformeerde Kerken niet voorbij.[27] Sinds de jaren negentig laat het ledental een dalende lijn zien. Deze dalende lijn is deels het gevolg van overgangen van leden naar andere kerken (zowel naar links als naar rechts), alsmede vergrijzing en algehele kerkverlating.

Het zondagse kerkbezoek neemt af, met name van de tweede dienst op zondag. De tweede (middag of avond) dienst op zondag is onder meer door de Dordtse Synode (1618-1619) aangewezen als ‘leerdienst’, waarbij de behandeling van de Heidelbergse Catechismus een plaats hoort te krijgen. In de morgendienst behandelt men in de regel een willekeurig tekstgedeelte uit de Bijbel.

Het aantal plaatselijke gemeenten neemt af, van 189 in het jaar 2000 naar 180 begin 2014. In de laatste jaren zijn er een aantal plaatselijke gemeenten, bijvoorbeeld in Zwartsluis, Rotterdam-West en Vlissingen opgeheven, andere gemeenten zijn (noodgedwongen) samengegaan met een andere gereformeerde kerk in de regio, zoals in Doesburg. Laatst opgeheven gemeente is Nieuw-Amsterdam, een relatief kleine gemeente met ongeveer 100 zitplaatsen. In de jaren 70 en 80 zat het kerkgebouw op zondag nog vol.

Anderzijds zijn er in de grote steden steeds meer gemeenten die een 'doorstart maken', hierdoor ontstaan zogenaamde zendingsgemeenten. Deze gemeenten richten zich vaak op een bepaalde (allochtone) doelgroep en kunnen een evangelist hebben in plaats van een predikant. Vaak zijn deze zendingsgemeenten ook lid van het ICP-netwerk, dat staat voor International Church Plants.

Behalve de ontwikkeling van de secularisatie (of kerkverlating) is er binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken ook de invloed van de evangelische beweging’ zowel wat betreft de vormgeving van de eredienst als de verwoording van het geloof (gebruik Alpha-cursus). Keerden velen zich na de Tweede Wereldoorlog tegen 'bevinding' en 'subjectiviteit' in de prediking, tegenwoordig gaat de ontwikkeling juist de andere kant op, namelijk extra aandacht voor gevoel en ervaring. Deze ontwikkeling is te verklaren als een reactie op enerzijds het rationalisme binnen de kerken met te weinig aandacht voor het persoonlijke geloofsleven en anderzijds het verlangen van mensen op een eigentijdse en praktische wijze het christelijke geloof te beleven. Ook spelen motieven een rol dat men de drempel 'kerk en wereld' zo laag mogelijk wil houden om de aansluiting op de seculiere medemens niet te verliezen.[28][29]

Plaatselijke kerken

Plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerken
Plaats Naam Aantal leden Jaar van ontstaan Huidige predikant(en) Ontstaan uit Gebruikte Bijbelvertaling Samenwerking
Aalsmeer ds. M. Hogenbirk NBV
Aalten drs. D. van der Wal HSV
Aarlanderveen
Alblasserdam
Alkmaar
Almelo
Almere NBV
Alphen aan de Rijn drs. A. Hoekman SV
Ameide SV
Amersfoort
Amersfoort-Vathorst
Amsterdam - Amstelgemeente
Amsterdam - De Bron
Amsterdam - Via Nova
Amsterdam-Noord J.M. ten Brinke, Th. Meedendorp
Antwerpen/Deurne
Apeldoorn (ICF)
Apeldoorn-Centrum
Apeldoorn-Oost

Markante personen uit de geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerken

  • Johannes Schotel (1825-1914), predikant
  • Dirk Jan van Brummen (1825-1902), predikant
  • Frederik Philip Louis Constant van Lingen (1832-1913), predikant, docent theologische school (klassieke talen)
  • Adam van der Heijden (1865-1927), predikant, docent theologische school (ambtelijke vakken)
  • Leendert Huibert van der Meiden (1882-1962), predikant, hoogleraar (exegese Oude en Nieuwe Testament, homiletiek, catechetiek, liturgiek)
  • Lambertus Hendrikus Beekamp (1872-1960), predikant
  • Gerard Wisse (1873-1957), predikant, redenaar, hoogleraar (filosofie, apologetiek, homiletiek)
  • Jan Jongeleen (1879-1961), predikant
  • Jacob Jan van der Schuit (1882-1968), predikant en hoogleraar (symboliek en ethiek)
  • Reinier Kok (1890-1982), predikant van wie en over wie veel boeken en brochures geschreven zijn. Zie o.a. Wie was ds. R. Kok eigenlijk? door R. Valkenburg. Verkrijgbaar als Ebook (2016)
  • Cor van Dis sr. (1893-1973), scheikundige en politicus Staatkundig Gereformeerde Partij
  • Simon van der Molen (1893-1986), predikant, (65 jaar predikant geweest binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken), curator Theologische Hogeschool, mederedacteur van de prekenserie Uit de Levensbron.
  • Maarten Geleijnse, (1893-1985) een van de eerste zendingspredikanten van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Indonesië
  • Wijtze Bijleveld (1896-1938), predikant, curator Theologische School
  • Lieven Stoffel den Boer (1898-1979), predikant, curator Theologische School, veelzijdig auteur kerkelijke bladen, preken en brochures
  • Jan Hovius (1900-1979), predikant en hoogleraar (Kerkgeschiedenis en Kerkrecht)
  • Willem Ramaker (1903-1943), predikant en veelzijdig auteur kerkelijke bladen, traktaten en brochures. Door de nazi's omgebracht tijdens W.O. II.
  • Pieter Johannes Marie de Bruin (1905-1938), predikant en hoogleraar (Kerkgeschiedenis en Kerkrecht)
  • Franciscus Lengkeek (1914-1932), predikant en hoogleraar (Exegese Oude en Nieuwe Testament, Isagogiek, Tekstkritiek en Hermeneutiek)
  • Willem Kremer (1896-1985), predikant en hoogleraar (Nieuwe Testament en ambtelijke vakken), predikant in Apeldoorn.
  • Cornelis Smits (1898-1994), predikant en lid Eerste Kamer voor de Staatkundig Gereformeerde Partij
  • Maarten Baan (1905-1973), predikant, medegrondlegger Gereformeerde Bijbelstichting, veelzijdig auteur kerkelijke bladen, preken en brochures
  • Berend Jakob Oosterhoff (1915-1996), predikant en hoogleraar (Oude Testament)
  • Frans Bakker (1919-1965), predikant
  • Jan Hendrik Velema (1917-2007), predikant, radiopresentator en omroepvoorzitter (Evangelische Omroep), medeoprichter van politieke Partij (Reformatorische Politieke Federatie)
  • Jan van Genderen (1923-2004), predikant en hoogleraar (systematische theologie)
  • Wim Velema (1929-2019), predikant en hoogleraar (Nieuwe Testament, ambtelijke vakken, ethiek)

Bekende personen in de huidige kerkelijke context:

Bekende leden met een bijzondere maatschappelijke functie:

Literatuur

Referenties

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.