Pieter Johannes Marie de Bruin

Pieter Johannes Marie de Bruin (Voorschoten, 1 februari 1868 - 12 juli 1946) was een predikant en docent aan de Theologische School, en was een van de meest kenmerkende figuren uit beginfase van de Christelijke Gereformeerde Kerk, na de doorstart van 1892. Hij behoorde volgens de Apeldoornse kerkhistoricus W. van 't Spijker bij de stroming uit de oude Christelijke Gereformeerde Kerk, van de vroegere kruisgemeenten: "Men kan deze gemeenten herkennen aan een uitgesproken voorkeur voor een eenvoudige, ernstige, bevindelijke waarheid".

Pieter Johannes Marie de Bruin
Persoonlijke gegevens
Volledige naamPieter Johannes Marie de Bruin
Geboortedatum1 februari 1868
GeboorteplaatsVoorschoten
Overlijdensdatum12 juli 1946
Nationaliteit Nederlandse
Werkzaamheden
Vakgebiedkerkgeschiedenis en kerkrecht Hebreeuws
UniversiteitTheologische Universiteit Apeldoorn
Portaal    Onderwijs

De Bruin genoot onderwijs aan de H.B.S. in Leiden en werkte na voltooiing van deze opleiding in de kruidenierszaak van zijn ouders. Kerkelijk was hij aangesloten bij de Nederlands Hervormde Kerk van Voorschoten. De predikanten die hier voorgingen waren de Moderne Theologie toegedaan of behoorden tot de Groninger richting. In deze periode bezoekt De Bruin gezelschappen van 'de ouderwetse fijnen', waar de oudvaders nog in ere werden gehouden. Het bijwonen van deze gezelschappen leidde tot zijn bekering tussen zijn achttiende en negentiende levensjaar. Zelf zei hij over deze periode: "Vijandschap hebben wij toen ondervonden van vroegere vrienden, men riep ons toe, dat wij op zulk een weg voortgaande, nog eenmaal van het verstand zouden beroofd worden, maar het ging ons in zekere zin als de apostel Paulus, terstond predikten wij Christus. Wij moesten ze vermanen en waarschuwen toch de Heere Jezus te zoeken en bij allen tegenstand mochten wij zalig ervaren liever met het volk Gods kwalijk gehandeld te worden, dan nog langer de genietingen der zonde te hebben".

Kerkelijk sluit hij zich aan bij de Christelijke Gereformeerde Kerk van Leiden. Intussen voltrekt zich de Doleantie onder leiding van Abraham Kuyper. Na bestudering van de Bijbel, de belijdenisgeschriften en de kerkgeschiedenis raakt hij ervan overtuigd dat de kerken voortgekomen uit de Afscheiding van 1834 de wettige voortzetting zijn van de aloude Gereformeerde Kerk van de Reformatie.

In 1889 begint zijn studie aan de Theologische School in Kampen. Als door de synode van Amsterdam op 17 juni 1892 besloten wordt tot vereniging van de dolerende kerken met Christelijke Gereformeerde Kerk verlaat De Bruin de Theologische School van Kampen en zet hij bij ds. J. Wisse zijn studie voort. Bij zijn bezwaren tegen de vereniging van 1892 en tegen de Gereformeerde Kerken die toen ontstonden speelde vooral de kwestie van de veronderstelde wedergeboorte een centrale rol. In 1893 wordt hij reizend predikant binnen de voortgezette Christelijke Gereformeerde Kerk. In 1895 wordt hij predikant in Apeldoorn.

In 1905 wordt hij naast Van Lingen en Wisse als derde docent benoemd aan de Theologische School in Rijswijk. Vanaf 1906 neemt hij ook de vakken die Wisse gedoceerd had ook voor zijn rekening. In 1938 nam de Bruin afscheid van de Theologische School. In zijn afscheidscollege 'Het oude kerkrecht der Chr. Geref. Kerk historisch toegelicht' pleitte hij voor erkenning van het gezag van de synode, inzake de vraag of plaatselijke gemeenten zich moeten houden aan besluiten van meerdere vergaderingen.

Meningsverschil met Van der Schuit

In 1912 ontstond een meningsverschil tussen De Bruin en ds. J.J. van der Schuit, die toen nog predikant te Kampen was. De Bruin en Van der Schuit namen een verschillend standpunt in met betrekking tot de vraag wat het karakter is van de 'belijdenis des geloofs' die jonge mensen gewoonlijk in het midden van de gemeente afleggen na de periode van catechisatie. Van der Schuit stelde dat bij het doen van geloofsbelijdenis 'levend geloof' vereist is, omdat de belijdenis de toegang tot het Heilig Avondmaal ontsluit. De Bruin dacht daar anders over. De Bruin stelde dat dat de kerk een 'zuivere belijdenis en wandel' als eis moet stellen voor het doen van geloofsbelijdenis. Voor de toegang tot het Heilig Avondmaal geldt het onderscheid tussen het 'kerkelijk recht' en een 'goddelijk recht'.

Publicaties

  • De kerkorde van Dordrecht anno 1618-'19 en de synodale bepalingen der Christelijke Gereformeerde Kerk (1894)
  • Gedachtenisrede uitgesproken in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Apeldoorn (1903)
  • Het voortbestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk
  • De geschiedenis van mijne geboortekerk (1936)
  • Het formulier van den kinderdoop, boekje van Ds. P.J.M. de Bruin over de kinderdoop, Dordrecht (1937)

Literatuur en Referenties

  • Levensbericht van Prof. P.J.M. de Bruin, in leven hoogleraar aan de Theologische School der Christelijke Gereformeerde Kerk te Apeldoorn, Uitgave van het Ds. H. Janssen-fonds, 1947
  • Sions heil en troost, uitgave is voorzien van korte biografische schetsen en uniek fotomateriaal van zeven christelijk-gereformeerde predikanten: F.P.L.C. van Lingen (1832-1913), Jac. Wisse (1843-1921), F. Lengkeek (1871-1932), H. Janssen (1872-1944), P.J.M. de Bruin (1868-1946), P. de Groot (1876-1959) en R. Kok (1890-1982). De auteur is Ds. Van der Ham, predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
  • 'Docent De Bruin en de Christelijke Gereformeerde Kerken'. Auteur is Prof. A. Baars, emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.