Verzoeningsleer

De verzoeningsleer is de christelijke zienswijze dat Jezus Christus verzoening heeft bewerkstelligd tussen God en de mensheid. Deze is volgens veel theologen het centrale leerstuk van het christendom, hoewel er nooit een algemeen aanvaarde leer is vastgesteld. Vaak worden drie soorten onderscheiden: die benadrukken dat Jezus het kwaad dat tussen God en mens staat heeft overwonnen (Christus Victor); die vooral stellen dat God een andere houding heeft aangenomen ('satisfactie'); die het accent leggen op de verandering in de mens door Jezus.

Deel van een serie artikelen over het
christendom
Pijlers
Christelijke feesten

Portaal   Christendom

Bronmateriaal

Historische Jezus

De centrale boodschap van Jezus van Nazaret was dat Gods nieuwe wereld ("het koninkrijk van God") op het punt stond aan te breken. Er wordt onder nieuwtestamentici veel over gediscussieerd of Jezus zijn eigen dood heeft gezien als een offer voor anderen. Diverse passages uit de evangeliën (Marcus 10:45 en 14:24) kunnen namelijk zijn ingekleurd door latere christelijke voorstellingen.[1]

Nieuwe Testament

In het Nieuwe Testament is overigens geen uitgewerkte verzoeningsleer te vinden. Alleen de Brief aan de Hebreeën gaat uitgebreider in op de dood van Jezus als eenmalig offer van het nieuwe verbond in contrast met de steeds herhaalde offers van het oude verbond. De zienswijze dat Jezus' sterven en opstanding een vorm van toenadering of verzoening tussen God en mensen teweegbracht, is wel terug te vinden in de oudste brieven van Paulus, die gedateerd worden vóór de evangeliën (rond het jaar 50 n.Chr.). Deze passages zelf grijpen al terug op bestaande tradities (bijvoorbeeld 1 Tessalonicenzen 5:9-10), wat erop wijst dat de interpretatie dat Jezus' dood enige vorm van verzoening bewerkstelligde heel oude papieren heeft.

Kerkvaders (Christus victor)

In de vroege kerk leerde men dat de redding door God tot stand kwam door de menswording, het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus. Een belangrijke gedachte, die bijvoorbeeld bij Irenaeus (2e eeuw n.Chr.) en Athanasius van Alexandrië (4e eeuw n.Chr.) is te vinden, is dat God mens werd, zodat de mens goddelijk kon worden (de zogeheten theosis, deïficatie of vergoddelijking; vgl. 2 Petrus 1:4).

De meeste kerkvaders zagen Jezus' leven en sterven als een vorm van overwinning op het kwaad. Deze manier om naar de betekenis van Jezus te kijken heet ook wel 'Christus victor', latijn voor Christus (als) overwinnaar: hij overwon de barrières die tussen mens en God instaan. Veel theologen zagen dit ook als een bevrijding, een nieuwe exodus: zoals Mozes de Israëlieten meenam uit Egypte, zo heeft Jezus de mensen meegenomen uit het dodenrijk. Het 'losgeld' waarover het Nieuwe Testament spreekt, wordt dan meestal ook gezien als betaald aan de Satan of het dodenrijk.

Teksten uit de evangeliën, die deze visie mogelijk ondersteunen, zijn bijvoorbeeld: Mattheüs 6:14; Marcus 1:4; Marcus 4:13; Lucas 3:3 en Lucas 5:20-24. Hier wordt de nadruk gelegd op geloven als overwinning op het kwaad en ter vergeving van zonden.

Anselmus van Canterbury

Anselmus van Canterbury (1033-1109 n.Chr.) ontvouwde zijn invloedrijke verzoeningsleer in het werkje Cur Deus homo ("Waarom God mens werd"). Dit was de eerste filosofisch uitgewerkte verzoeningsleer, zonder beroep op de Bijbel, die men doorgaans aanduidt als de satisfactieleer of "verzoening door voldoening". Deze leer wordt meestal begrepen tegen de achtergrond van het feodale tijdperk.

Anselmus stelt God voor als een feodaal vorst die in zijn eer is aangetast omdat de mens, die hij geschapen had om hem vrijwillig te dienen, zich vrijwillig onder de macht van de duivel had gesteld (overigens is de eer van God gelegen in de orde en de schoonheid van de schepping, want volgens Anselmus kan God zelf natuurlijk niet aangetast worden). Gods rechtvaardigheid eist nu óf straf óf genoegdoening voor de wanorde die de mens door de zonde heeft aangericht, maar de mens kan die vergoeding niet opbrengen, omdat die niet eens meer in staat is zondeloos te leven. Aan de andere kant wil God niet overgaan tot straffen, omdat dan zijn doel met de schepping in gevaar komt en hij de mensen liefheeft. Anselmus stelt dan dat het noodzakelijk is dat God mens werd om aan God voldoening te geven. De schuld is immers van de mensen, maar alleen God kan die schuld betalen. Deze God-mens leeft vrijwillig tot eer van God. Omdat deze God-mens de verdienste die uit dit leven voortvloeit zelf niet nodig heeft, komt deze ten goede aan zondaren.

Heidelbergse Catechismus

De Heidelbergse Catechismus vertegenwoordigt de klassieke calvinistische leer. De verzoeningsleer in deze Catechismus wordt uiteengezet in de afdelingen ("zondagen") 3 tot 6. De mens is "ganselijk onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad." God "vertoornt Zich schrikkelijk" over de zonden, "en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwiglijk straffen." "Zijn gerechtigheid eist dat de zonde, welke tegen de allerhoogste majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft worde." Wij moeten "óf door onszelven, óf door een ander, volkomenlijk betalen." De mens kan niet betalen, maar Jezus Christus, die tegelijk mens en God is, kan dat wel.

Deze verzoeningsleer is duidelijk geënt op de leer van Anselmus, maar legt ook andere accenten. Anselmus maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen genoegdoening en straf, terwijl in de Heidelbergse Catechismus deze samenvallen. Critici van de klassieke calvinistische opvatting noemen deze leer wel "bloed-theologie", omdat God eerst bloed zou moeten zien voordat hij de zonden zou kunnen vergeven.

Petrus Abaelardus

Petrus Abaelardus (1079-1142 n.Chr.) wordt meestal als de tegenvoeter van Anselmus gezien. Hij verzette zich in zijn Commentaar op de brief van Paulus aan de Romeinen tegen diens gedachte dat God het bloed van zijn Zoon zou hebben geëist als genoegdoening voor de zonden van de mensheid. Hij meent weliswaar dat Christus' werk de zonde van de mensen verzoent, maar legt de nadruk op de gedachte dat Christus het voorbeeld is dat de mensen moeten navolgen en hen tot wederliefde aansteekt. Teksten uit de evangeliën, die deze visie mogelijk ondersteunen, zijn bijvoorbeeld: Mattheüs 17:5; Mattheüs 25:31-40; Marcus 10:17-22 en Johannes 8:12. Hier wordt de nadruk gelegd op het luisteren naar en het navolgen van Jezus.

In de latere beeldvorming zijn Anselmus (juridische verzoeningsleer) en Abaelardus (verzoening door liefde) vaak tegenover elkaar uitgespeeld. Maar hoewel ze de verzoening verschillend benaderen, namelijk van de kant van God en van de kant van de mens, zijn er veel overeenkomsten tussen beide theologen.[2]

Zie ook

Noten

  1. M. de Jonge, Christologie in context. Jezus in de ogen van zijn eerste volgelingen. Maarssen, 1992, 292-295.
  2. G.H. Borger-Koetsier, Verzoening tussen God en mens in Christus. Theologiehistorisch onderzoek naar de opvattingen in het twintigste-eeuwse Nederland. Zoetermeer, 2006, 37-39.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.