loop

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  loop    (hulp, bestand)
  • IPA: /loːp/
Woordafbreking
  • loop
enkelvoud meervoud
naamwoord loop lopen
verkleinwoord loopje loopjes

Zelfstandig naamwoord

loop m

  1. voorste deel van een wapen
  2. route van een rivier
  3. voortgang.
    • In de loop van de avond. 
    • In de loop van het gesprek. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
lopen

loop

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
    • Ik loop. 
  2. gebiedende wijs van lopen
    • Loop! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lopen
    • Loop je? 

Gangbaarheid

  • Het woord loop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.